ruimte rond de machine heeft voor het zonder enige
beperkingen werken met het werkstuk.
•
Plaats het juiste zaagblad. Gebruik geen zeer versleten
zaagbladen. De maximale rotatiesnelheid van
het gereedschap mag niet hoger zijn dan die van
het zaagblad.
•
Probeer niet werkstukken te zagen die heel klein zijn.
•
Geef het zaagblad ruimte om te zagen. Oefen er geen
kracht op uit.
•
Laat de motor eerst geheel op snelheid komen voordat
u met zagen begint.
•
Controleer dat alle vergrendelingsknoppen en
klemhandgrepen vastzitten.
•
Plaats nooit één van uw handen in de buurt van
het zaagblad wanneer de zaag is aangesloten op
de stroomvoorziening.
•
Gebruik uw zaag niet voor het zagen uit de losse hand!
•
Zaag geen krom- of holgetrokken of gebogen
werkstukken. Er moet ten minste één rechte,
gladde zijde zijn voor plaatsing tegen de afkort-
of versteklangsgeleiding.
•
Ondersteun lange werkstukken altijd zodat terugslag
wordt voorkomen.
•
Verwijder geen afgezaagde stukken uit het gebied
rond het zaagblad zolang het zaagblad draait.
In- en uitschakelen (Afb. A, L)
De Aan/Uit-schakelaar
8
van uw zaagbank biedt
meerdere voordelen:
•
Vrijgavefunctie bij geen spanning: als de stroom om een
bepaalde reden uitvalt, moet de schakelaar bewust opnieuw
worden bediend.
•
Schakel de machine in door op de groene startknop
te drukken.
•
Schakel de machine uit door op de rode stopknop te
drukken
41
.
Functie vergrendelen instructies
U kunt de kap boven de schakelaar naar beneden trekken,
zodat u de zaag met een hangslot kunt afsluiten. Wij raden een
hangslot aan met een maximale diameter van 6,35 mm en een
minimale ruimte van 76,2 mm.
Werken met de langsgeleiding voor
overlangszagen (Afb. A, M)
Hendel railvergrendeling
De hendel van de railvergrendeling
langsgeleiding op z'n plaats zodat beweging tijdens het zagen
wordt voorkomen. U kunt de hendel voor de rail vergrendelen
door deze omlaag te duwen naar de achterzijde van de zaag.
U kunt de hendel ontgrendelen door deze omhoog te trekken
naar de voorzijde van de zaag.
OpMERkInG: Vergrendel altijd de hendel van de
railvergrendeling wanneer u overlangszaagt.
40
5
vergrendelt de
Uitbreiding werkondersteuning /Smalle
geleiding overlangszagen
Uw zaagtafel is voorzien van een uitbreiding voor
werkondersteuning zodat werkstukken die buiten de zaagtafel
steken, kunnen worden ondersteund.
U kunt de smalle geleiding voor zagen gebruiken voor
ondersteuning van een werkstuk door de geleiding uit de
opbergpositie te draaien, zoals wordt getoond in Afbeelding M,
en de pennen in de lagere sleuven
de langsgeleiding te schuiven.
U kunt de smalle langsgeleiding voor zagen in de smalle
positie gebruiken, door de pennen in de bovenste sleuven
aan beide uiteinden van de langsgeleiding te schuiven. In
deze stand ontstaat 51 mm extra ruimte tot het zaagblad. Zie
Afbeelding M.
OpMERkInG: Trek de uitbreiding van de ondersteuning van
werkstukken in of stel deze af in de smalle positie voor de
langsgeleiding wanneer u boven de zaagtafel werkt.
Fijnafstellingsknop
De fijnafstellingsknop
4
maakt kleinere aanpassingen
mogelijk bij het instellen van de langsgeleiding. Voordat u de
langsgeleiding afstelt, moet u erop letten dat de hendel voor de
railvergrendeling omhoog staat in de ontgrendelde stand.
Aanwijzer schaalverdeling overlangszagen
De aanwijzer voor de schaalverdeling overlangszagen
moet worden afgesteld voor de juiste werking van de
langsgeleiding als de gebruiker overschakelt tussen dikke
en dunne zaagbladen. De aanwijzer voor de schaalverdeling
overlangszagen geeft alleen een juiste uitlezing voor positie
1 (0 mm tot 510 mm), maar voeg voor positie 1 met de smalle
langsgeleiding 52 mm toe. Zie De schaalverdeling voor
overlangszagen afstellen onder Montage en aanpassingen.
Eenvoudige zaagsneden
Overlangszagen (Afb. A, N)
WAARSCHUWING: Scherpe randen.
1. Stel het zaagblad in op 0°.
2. Zet de grendel van de langsgeleiding
3. Breng het zaagblad omhoog tot het ongeveer 3 mm hoger
is dan de bovenzijde van het werkstuk.
4. Pas de positie van de langsgeleiding aan, zie Werken met
de langsgeleiding voor overlangszagen.
5. Houd het werkstuk vlak tegen de tafel en tegen de
langsgeleiding. Houd het werkstuk weg bij het zaagblad.
6. Houd beide handen weg van het pad van het zaagblad.
7. Schakel de machine in en laat het zaagblad volledig op
snelheid komen.
8. Voer het werkstuk langzaam onder de beschermkap aan,
terwijl u het stevig tegen de langsgeleiding gedrukt houdt.
Laat de tanden zagen en dwing het werkstuk niet door
het zaagblad. De snelheid van het zaagblad moet constant
worden gehouden.
nEDERLanDs
aan beide uiteinden van
42
43
vast (Afb. A).
17
93