NL
WAARSCHUWING! Brand- en explosie-
gevaar. Wanneer brandstof ontsnapt ontstaat
een explosief benzine-luchtmengsel. Door een
ondeskundige omgang met brandstoffen kunnen
deze ontsteken, exploderen en ontbranden, wat
tot zwaar letsel en zelfs sterfgevallen kan leiden.
■
Leeg de brandstoftank, voordat u de olie af-
tapt.
OPMERKING Neem contact op met onze
klantenservice als u niet in staat bent zelf werk-
zaamheden uit te voeren.
OPMERKING
■
Verouderde olie aftappen terwijl de motor
warm is. Warme olie stroomt sneller en in zijn
geheel uit.
■
Voer de afgewerkte olie af conform de milieu-
voorschriften!
Tech 140 (06)
OPMERKING De olie-inhoud voor de mo-
tor is maximaal 0,45 l.
1. De brandstoftank leegmaken.
2. Om de brandstof uit de carburateur te verwij-
deren: Motor in de buitenlucht starten en la-
ten lopen totdat hij stopt.
3. Laat de motor afkoelen.
4. Trek de bougiedop (01/5) los.
5. Olievuldop/-peilstok (03/2) eruit schroeven.
6. Zuig de olie met behulp van de pomp van de
serviceset (optie: Artikelnr.: 106118) (06/1)
afzuigen en in de container (06/2) van de ser-
viceset opvangen.
7. Verse olie (SAE 30, vulhoeveelheid: 0,45 l)
met een trechter bijvullen (Motorolie bijvullen
(04).
8. Controleer of het oliepeil de MAX-markering
(03/4) bereikt.
9. Olievuldop/-peilstok erin zetten en vast-
schroeven.
10. Veeg eventueel gemorste olie weg.
Tech 160 (13)
OPMERKING De olie-inhoud voor de mo-
tor is maximaal 0,5 l.
1. De brandstoftank leegmaken.
2. Om de brandstof uit de carburateur te verwij-
deren: Motor in de buitenlucht starten en la-
ten lopen totdat hij stopt.
36
3. Laat de motor afkoelen.
4. Trek de bougiedop (08/5) los.
5. Olievuldop/-peilstok (13/2) eruit schroeven.
6. Plaats een opvangbak (13/3) voor de afge-
werkte olie onder de motor.
7. Kantel de motor zijwaarts zo boven de op-
vangbak, dat alle olie via de olievulopening
(13/4) uit de motor kan lopen.
8. Verse olie (SAE 30, vulhoeveelheid: 0,5 l) er-
in gieten (Motorolie bijvullen (04).
9. Controleer of het oliepeil de MAX-markering
(10/3) bereikt.
10. Olievuldop/-peilstok erin zetten en vast-
schroeven.
11. Veeg eventueel gemorste olie weg.
7.4
Bougie onderhouden (02, 09)
Voorgeschreven bougietype: TORCH F6RTC
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
motor. Het gebruik van de motor met een onjuis-
te bougie of zonder bougie leidt tot ernstige be-
schadiging van de motor!
■
Gebruik altijd het voorgeschreven type bou-
gie.
■
Probeer nooit om de motor te starten zonder
bougie.
1. De bougie (02/1) of (09/1) eruit draaien met
een steeksleutel.
2. De elektroden (02/2) of (09/2) reinigen met
een metalen borstel en eventuele roetafzet-
tingen verwijderen.
3. Controleer de juiste elektrodeafstand met
een voelermaat.
Opmerking: De elektrodenafstand van de
bougie moet 0,6 mm – 0,8 mm bedragen.
4. Schroef de bougie weer in de motor en draai
deze vast met een steeksleutel.
Controle op vonkvorming
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel door een elektrische schok. Het con-
troleren van de ontstekingsvonk bij gedemonteer-
de bougie kan tot zwaar letsel door een elektri-
sche schok leiden en kan brand veroorzaken.
■
Controleer de ontstekingsvonk nooit wanneer
de bougie is gedemonteerd. Gebruik in plaats
daarvan een vonktester.
Onderhoud en verzorging
Tech 140 | Tech 160