ATTENTIE
Draag werkhandschoenen. De snijkanten van het
zaagblad zijn scherp. U kunt letsel oplopen door de
snijkanten aan te raken.
ATTENTIE
Leid het apparaat tijdens het zagen altijd van het
lichaam af.
ATTENTIE
Til het apparaat pas van het werkstuk als het tot
stilstand is gekomen.
ATTENTIE
Leg het apparaat pas neer als het tot stilstand is
gekomen.
ATTENTIE
Het zaagblad wordt heet als het langdurig wordt
gebruikt. Draag werkhandschoenen. Bij het aanraken
van het zaagblad kunnen brandwonden ontstaan.
7.1 Veiligheidsgedrag 10 11
GEVAAR
Het apparaat moet met de contactschoen op het te
bewerken werkstuk worden gedrukt. Dit garandeert
optimaal en veilig werken.
GEVAAR
Gebruik altijd zaagbladen die ten minste 40 mm on-
der het werkstuk uitsteken. Dit kan sterke stootslagen
van het apparaat voorkomen.
7.2 Inschakelen
Bedien de transportschakelaar en druk dan de aan‐/
uitschakelaar in.
7.3 Uitschakelen
Laat de regelschakelaar los.
7.4 Zaagsnelheid instellen 12
AANWIJZING
De aanbevolen zaagsnelheden en informatie over het
juiste zaagblad zijn te vinden in de productinformatie
en de bijbehorende toepassingstabel.
Door aan het stelwiel voor de zaagsnelheid te draaien
kan de aanbevolen zaagsnelheid worden ingesteld.
Zie hoofdstuk: 2.4 Zaagsnelheidinstellingen
Druk op de regelschakelaar.
De geselecteerde zaagsnelheid wordt ingesteld.
7.4.1 Zaagsnelheid selecteren
1=lage zaagsnelheid, 6=hoge zaagsnelheid
AANWIJZING
De weergegeven instellingen zijn adviezen, om opti-
male zaagprestaties te garanderen. Ze kunnen afhan-
kelijk van de gebruikte zaagbladen en toepassingen
verschillen. Een foutief ingestelde zaagsnelheid kan
tot verhoogde slijtage van het zaagblad leiden.
Zie hoofdstuk: 2.4 Zaagsnelheidinstellingen
7.5 Steekzagen 13
Gebruik het steekzagen alleen voor zachte materialen.
Het vereist een zekere oefening, om zonder voorbo-
ren, door insteken, bij draaiende machine, gaten te
zagen. Dit is alleen mogelijk met korte zaagbladen. Het
steekzagen kan op twee manieren worden uitgevoerd:
in de normale stand en in de omgekeerde stand.
1. Plaats het apparaat met de voorkant van de con-
tactschoen op het werkstuk.
2. Bedien de transportschakelaar en druk dan de
aan‐/uitschakelaar in.
3. Druk het apparaat stevig tegen het werkstuk en
steek daarbij, door het apparaat te kantelen, het
zaagblad in het werkstuk. Het is belangrijk dat
het zaagblad tegen het werkstuk wordt gedrukt,
omdat anders het apparaat kan blokkeren.
4. Wanneer het werkstuk is doorgestoken, brengt
u het apparaat weer in de normale werkstand
(contactschoen ligt vlak op het werkstuk) en zaagt
u langs de zaaglijn verder.
nl
95