Gebruik Van Het Lasapparaat; Lopende Handelingen - DEDRA DESi195BT Manual De Instrucciones

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 30
De laskabels aan het lasapparaat aansluiten conform de op de
verpakking zichtbare aanbevelingen van het producent van de
elektroden.
Op het voorpaneel worden voor makkelijke identificatie de
aanvullende aanduidingen van het de laskabel (+) en aardingskabel
(-) vermeld. Het lassen volgens de gemarkeerde pictogrammen is het
niet absoluut noodzakelijk. Vóór het lassen dient op de
elektrodeverpakking te worden gecontroleerd welke polariteit op de
gebruikte elektroden wordt toegepast.
Het wijzigen van de polariteit kan in bepaalde omstandigheden
betere resultaten geven.
Voorbeelden van de polariteit van de aansluitingen: elektrode met de
markering op de verpakking DC (-) gelijkstroom, polariteit (-), de
stroomkabels dienen te worden aangesloten als volgt:
De laskabel die voor de stroomvoorziening aan de elektrodehouder
zorgt - het uiteinde van de kabel in de doos met (-) drukken en rechtsom
draaien.
De aardingskabel - het uiteinde van de kabel in de doos met (+) drukken
en rechtsom draaien.
De elektrode in de houder plaatsen en de klem van een andere kabel
aan gelast materiaal aanbrengen. Het materiaal op bevestigingsplek
van de klem moet van roest, oude verf of lak worden gereinigd. De
bevestigingsplek van de klem op het materiaal moet dicht mogelijk
van de laszone zijn maar toch op veilige afstand die de beschadiging
van de stroomvoorzieningsleiding voorkomt.
Ingeval het wordt gelast op een plaats die ver van de voedingsbron
is en wegens mogelijke aanzienlijke spanningsvallen in de
stroomvoorzieningsleiding dienen de verlengsnoeren met de
aderdoorsnede van minimaal 2,5mm2 te zijn. Het verlengsnoer
wordt voorzien van beschermende draad.
Op het bedieningspaneel van het lasapparaat bevindt zich de
draaiknopafstelling van lasstroom met schaal. De lasstroom is een
van de basisparameters van werk met beklede elektrode. Door de
knop te draaien kan de gewenste waarde van lasstroom worden
ingesteld.
In het geval van te intensief en langdurig werk schakelt het
beschermingssysteem in. Het wordt door geel lampje als op de
afbeelding gesignaleerd. Wanneer het lasapparaat naar het
overbelastingmodus overgaat, werkt het ventilator doorlopend en koelt
de elementen die het lascircuit besturen. Na enige tijd, die van
thermische overbelasting en de omgevingstemperatuur afhangt, gaat
het lampje uit. Het lassen kan opnieuw worden gestart.
De ventilatieopeningen van het lasapparaat altijd vrij laten. Wanneer
het lasapparaat moet bv. tegen regen worden beschermd, een
afscherming gelijk op een regenscherm of onderdak maken. Het
stroom van koellucht moet vrij zijn.

9. GEBRUIK VAN HET LASAPPARAAT

Het booglassen met beklede elektrode bestaat uit ontsteken van de
boog door een lasser tussen de elektrodeuiteinde en materiaal van
gelast werkstuk. Het is een proces waarbij een vaste verbinding
wordt bereikt door smelt van de elektrische boog van de beklede
elektrodekern en de metallische bekleidingonderdelen van de
elektrode en gelast materiaal. De elektrode wordt met de hand door
de lasser ingevoerd en onder een hoek gesteld. Het wordt een
lasnaad gevormd. De bekleiding afhankelijk van de elektrodetype
vormt tijdens het lasproces een beschermgas van de boog en
beveiligt het tegen atmosfeer, voert tot het laswerkstuk de
zuurstofwegvangers en produceert een slaklaag.
Tot de basislasparameters behoren lasstroom (afgesteld door de
lasser met draaiknop), boogspanning (afgesteld door de lasser met
interval van de elektrode van het materiaal), lassnelheid (afgesteld
door de lasser door vertraging of versnelling van de handmatige invoer
van de elektrode) en de elektrodediameter en zijn positie tegenover de
verbinding.
Om de voornoemde redenen is het verloop van het lasproces in
grote mate afhankelijk van kennis, ervaring, vaardigheden en de
praktijk van de lasser.
Het wordt aanbevolen dat de minder ervaren operateur de lasproeven
met onnodige materiaalstukjes uitvoert.
Vóór het werk absoluut alle hierboven omschreven handelingen
uitvoeren. Bijzondere aandacht besteden op kwesties verbonden
met arbeidsveiligheid en voorbereiding van de werkplek, reiniging
van het voor het lassen bestemde werkstuk en de voorbereiding van
het apparaat.
Het voor het lassen bestemde werkstuk op lasnaadplekken en op
een bevestigingsplek van klemhouder reinigen. Rost, lak en
dergelijke met draadborstel, schuurpapier of door chemisch
ontvetten verwijderen. De reiniging van de elementen voor
handmatig lassen op de oppervlakte van ong. 25 mm uitvoeren.
Verontreiniging van het materiaal moet worden verwijderd omdat
tijdens het lassen het emissie van grote hoeveelheden gassen en
stikstofoxiden kan veroorzaken, het is bovendien de oorzaak van
blaarvorming of oxide in de lasnaad.
De laskabels aan het lasapparaat aansluiten conform de polariteit
zoals door de producent van de elektroden opgegeven, de stekker in
het stopcontact steken (schakelaar moet in de positie aan zijn), de
klemhouder op het voor lassen bedoeld werkstuk plaatsen, de
beklede elektrode in de houder plaatsen. Het lasapparaat aanzetten
en met de draaiknop het gewenste lasstroom (afb. A1) instellen. De
boog ontsteken door elektrode met materiaal te verbinden en de
elektrode zo af te stellen dat de boog was verzekerd of door het
wrijven met de elektrode op het werkstukoppervlakte. De boog wordt
altijd binnen de lasnaad ontstoken die wordt aangebracht. Na het
lassen de lasnaad schoonmaken door de resterend slak met de hamer
te verwijderen.

10. LOPENDE HANDELINGEN

De lopende handelingen dienen te worden uitgeóoerd met de
stekker uitgetrokken.
Telkens de technische staat van het lasapparaat controleren. De juiste
werking van de stroomkabels
beschadigingssporen vertonen. De staat van beide houders
controleren. De toestand van de voedingskabel controleren.
Bij ontdekking van enige onregelmatigheden moeten ze worden
verwijderd.
Altijd en met name na het werk de luchtinlaten van het ventilator
reinigen die het circuit van het lasapparaat afkoelen . De handeling
door middel van perslucht uitvoeren. Beide houders van de
stroomkabels gereinigd houden.
Het lasapparaat op een droge, vochtvrije plaats bewaren. De
stroomkabels loskoppelen en inklappen. Buiten bereik van kinderen
bewaren.
Elektroden
De keuze van de diameter van de beklede elektrode en haar type
met het voor lassen bedoeld werkstuk is een belangrijke parameter
van de uitvoering van het lasproces. De elektrodediameter heeft een
aanzienlijk invloed op de lasnaad en de diepte van het binnendringen.
De vergroting van de elektrodediameter bij constante stroom verlaagt
de diepte van het binnendringen en verbreedt de lasnaad. De beklede
elektroden kunnen volgende diameters bezitten: 1,6 - 2,0 - 2,5 - 3,2 -
4,0 - 6,0 - 8,0mm. De lengtes van de elektroden zijn van de diameters
afhankelijk en bedragen: voor elektroden met de diameter 2,5mm;
250 - 300 - 350 mm, en voor elektroden met de diameter 3,2 mm;
300 - 350 - 400 - 450 mm.
De volledige omschrijving van de eigenschappen van de elektroden is
in de technische kenmerken, die door de producent van de elektroden
worden bewerkt. In de technische kenmerken dienen alle gegevens
die door de normen worden vereist staan, waaronder: markering van
de elektrode, bekledingstype, laspositie, aard en intensiteit van de
lasstroom afhankelijk van de diameter van de elektrode, de polariteit
van de elektroden, de thermische behandeling bij het lassen, de
droog- en opslagomstandigheden van de elektroden.
De markering van de beklede elektroden volgens PN-EN 499 –„
Lassen. Aanvullende lasmaterialen. Beklede elektroden voor
handmatig booglassen van ongelegeerd en fijnkorrel staal.
Markering" bestaat uit acht tekens, bv.
Symbol
F
Lasmethode
46
Weerstand van het lasmetaal
3
Bedrijfstemperatuur van het breken van het
lasmetaal
Symbool van de chemische samenstelling
1Ni
van het lasmetaal
B
Symbool van elektrodebekleiding
Het rendement van de elektrode en het type van
5
lasstroom
4
Aanbevolen lasposities
H5
Waterstofgehalte in het lasmetaal
Behalve normatieve markeringen worden ook eigen markeringen van
de individuele producenten van de elektroden gehanteerd. De beklede
elektroden voor handmatig booglassen worden ook afhankelijk van de
toepassing van het lassen van specifieke staalsoorten conform de
normen geclassificeerd : PN-EN 757 betreffende hoogsterkt staal,
PN-EN 1599 betreffende hittebestendig staal, PN-EN 1600
betreffende roestvrij en hittebestendig staal.
Voor het werk met het lasapparaat DESi195BT kunnen de op de
markt toegankelijke elektroden van verschillende producenten
worden gebruikt. Voor gebruikers met weinig ervaring wordt het
aanbevolen rutiel elektroden te gebruiken,
Standaard
wordt
het
aangenomen
elektrodediameter – 40 A lasstroom.
controleren, ze mogen geen
Description
per
1
mm
van
de

Capítulos

loading