De bediening van het toestel gebeurt door te drukken
op één van de commando's: "Stijgen", "Dalen" van de
knoppenkast (Fig. 2); deze moet altijd in verticale positie
waar het aan de bedieningskabel hangt, gehouden
worden. Plaats de kast nooit in omgekeerde positie
(met andere woorden, met de elektrische kabel naar
beneden), waardoor foutieve bedieningen veroorzaakt
NL
kunnen worden.
Zodra men de knop "Stijgen of "Dalen" loslaat, stopt
de beweging. Het is raadzaam, bij hijsbewegingen
aan een grote hoogte, een stoptijd van ongeveer 15
minuten te respecteren, om de 50 meter werking, om
overmatig warmlopen te vermijden.
Alle motoren zijn beveiligd tegen overmatig warmlopen
door een thermische sonde, geïntegreerd in de
wikkeling. Deze sonde verbiedt de werking door het
bedieningscircuit te onder breken zolang de temperatuur
van de wikkeling niet een aanvaarbare waarde bereikt
heeft.
N.B.: Het warmlopen van de carter tot 80° is normaal.
Dankzij
een
rode
beweging stopzetten in geval van slechte werking
van de knoppen "Stijgen" of "Dalen". (Zie hoofdstuk 8:
Veiligheidsinrichtingen).
Bij het stijgen of het dalen moet men de volgende
voorzorgen nemen:
• Vermijd dat de last begint te schommelen of te
draaien.
• Verwijder alle obstakels van de hijskabel of van de
last.
• Zorg ervoor dat de slappe streng vrij is over de
volledige lengte.
• Laat nooit een belaste streng slap worden als de
last niet stabiel ondersteund is op een voldoende
bestendig oppervlak.
• Vermijd de knoppenkast met opeenvolgende impulsen
te doen werken ("getokkel").
Het is noodzakelijk de slappe streng verwijderd
van de belaste streng te houden en, a fortiori,
van de twee belaste strengen in de montage met
katrolschijf, zodat deze slappe streng zich niet met
de andere strengen gaat verwarren.
Om dezelfde redenen is het noodzakelijk deze
slappe streng verwijderd van alle obstakels te
houden die hem zouden kunnen tegenhouden en
om te vermijden dat hij met zichzelf in de war raakt,
hetgeen als gevolg zou kunnen hebben dat de lage
50
6. Bediening
noodstopknop
kan
BELANGRIJK
eindaanslag die erop bevestigd is, de stoporganen
(hendels
blokkering van de slappe streng tijdens de stijgende
beweging (Dalen van de last) kan het breken van de
kabel veroorzaken en de val van de last.
Een vervorming van de kabel kan ook de blokkering
in het toestel of in contact met het toestel van het
vervormde onderdeel. Ongeacht de oorzaak van de
blokkering van de kabel tijdens de beweging, stop
onmiddellijk de beweging zonder aan te dringen.
Zie hoofdstuk 13.
De eindaanslagen zijn geen bedienings-organen
maar veiligheidsorganen. Ze mogen dus niet
vrijwillig gebruikt worden, maar dienen uitsluitend
als
stoporganen
overschrijding van het voorziene traject.
Blijf nooit staan of werk nooit onder de last. Breng
indien nodig een veiligheidsbarrière aan rond de
zone onder de last.
7. Buiten bedrijf stellen – opslag
Ontkoppel de haak van de kabel van de last slechts
men
de
als deze eenmaal op een stabiele en voldoende stevige
support staat.
Het toestel kan ter plaatse blijven op voorwaarde dat
het beschermd is tegen barre weersom standigheden
en op een droge plaats. Ontkoppel het toestel van het
elektrisch netwerk als het niet gebruikt wordt.
Houd het toestel buiten het bereik van personen die niet
bevoegd zijn de machine te gebruiken.
Voor de opslag mag het toestel in zijn koffer worden
bewaard. De kabel moet van het toestel verwijderd
worden (behalve bij modellen met oprolinrichting) en op
de bobine worden opgerold.
Het toestel mag nooit op zijn basis geplaatst worden
als de kabel in het toestel geplaatst is. Dit kan de kabel
plooien en hem beschadigen.
8. Veiligheidsinrichtingen
De veiligheidsinrichtingen van deze toestellen zijn de
volgende:
• Motorrem gebrek aan elektrische stroom.
• Noodstop bediening op de knoppenkast – Rode kleur
(zie Fig. 2).
• Mechanische
inschakeling van de bedieningen Stijgen en dalen
verbiedt.
• Bediening aan zeer lage spanning 48 V voor driefase
toestellen.
eindaanslagen)
kan
in
geval
van
vergrendeling
die
bereiken.
Een
onvrijwillige
de
gelijktijdige