Nederlands
Gebruik
Gevaar
!
Schouderriem pas na het starten
van de motor aan het apparaat
vasthaken.
Meng benzine (brandstof voor
ottomotoren) met olie.
Vul de tank met het mengsel.
Zie „Olie en benzine".
Motor starten
Start bij koude motor
Afbeelding 9
Gashendelblokkering (2) indruk-
ken, gashendel (3) helemaal
indrukken en vasthouden.
Opmerking
De gashendel kan alleen worden
bediend als de gashendelblok-
kering is ingedrukt.
Contactslot (1) in stand I/START
zetten.
De schakelaar (4) omlaag
drukken.
Gashendelblokkering en gas-
hendel loslaten.
Opmerking
Beide hendels blijven in de inge-
drukte positie vergrendeld (koude-
startstand).
Druk de aanzuigpomp/primer (1)
langzaam en volledig 6 keer
in (afb. De brandstof moet
in de pomp zichtbaar zijn.
Als dat niet het geval is, drukt u
zo lang tot er brandstof te zien is.
Chokehendel (2) in stand
zetten (afb. 10).
Apparaat op de grond duwen.
Langzaam aan starterkoord
trekken tot weerstand voelbaar
wordt. Vervolgens snel en krach-
tig doortrekken tot de motor
start (afb. 11).
Trekstarter na de motorstart
niet laten terugschieten, maar
langzaam terugbrengen.
Motor ca. 1–2 minuten laten
lopen.
Chokehendel (2) in stand
zetten (afb. 10).
44
Gashendel (3) indrukken en ver-
volgens loslaten om koudestart-
blokkering te deactiveren (afb. 9).
De schakelaar (4) springt auto-
matisch in de oorspronkelijke
positie terug. De motor loopt
met onbelast toerental.
Opmerking
Het apparaat is goed warmgelopen
als de motor zonder haperen
op toeren komt.
Start bij warme motor
Contactslot (1) in stand I/START
zetten (afb. 9).
Chokehendel (2) in stand
zetten (afb. 10).
Apparaat op de grond duwen.
Langzaam aan starterkoord
trekken tot weerstand voelbaar
wordt. Vervolgens snel en krach-
tig doortrekken tot de motor start
(afb. 11).
Trekstarter na de motorstart
niet laten terugschieten, maar
langzaam terugbrengen.
Opmerking
Mocht de motor niet starten, choke-
hendel (2) in stand
Chokehendel (2) in stand
(afb. 10).
Motor stoppen
Afbeelding 9
Laat de gashendel (3) los.
Laat de motor onbelast lopen
om deze te laten afkoelen.
Contactslot (1) in stand 0/STOP
zetten.
Opmerking
Als de motor bij bediening van het
contactslot niet stopt, chokehendel
(2) in stand
zetten om motor
te laten stoppen (afb. 10).
Vóór verder gebruik van het
apparaat contactschakelaar door
een gespecialiseerde werkplaats
laten controleren.
Grastrimmer vasthouden
Houd het apparaat vast zoals afge-
beeld (afb. 12).
Let op het volgende:
– Draag een oogbescherming
en geschikte werkkleding.
– Stel de schouderriem op de juiste
hoogte in.
– De greepbeugel is correct
ingesteld, als u deze met één
hand kunt grijpen zonder uw arm
te hoeven uitstrekken.
– Het apparaat moet zich onder
taillehoogte bevinden.
– Houd de snijkop parallel aan
de grond, zodat u de te maaien
planten gemakkelijk kunt berei-
ken zonder voorover te hoeven
buigen.
Lengte van trimdraad
instellen
(afhankelijk van model)
Met de aantipknop van de snijkop
kunt u trimdraad toevoeren zonder
de motor te stoppen.
Stoot de snijkop iets op de grond
(afb. 13) terwijl u de grastrimmer
met een hoog toerental laat lopen
om meer draad vrij te geven.
Opmerking
De trimdraad moet altijd de maxi-
male lengte hebben.
Naarmate de trimdraad korter word
wordt, wordt de draadtoevoer
zetten.
moeilijker.
zetten
Elke keer wanneer de kop
op de grond wordt gestoten, wordt
ca. 25 mm trimdraad toegevoerd.
Een mes in de afdekking van het
maaiopzetstuk knipt de draad
op de juiste lengte af als er te veel
draad is vrijgegeven.
De aantipknop kan het best
op de kale of harde grond worden
gestoten. Wanneer u probeert
om de trimdraad in hoog gras toe
te voeren, kan de motor afslaan.
Houd de trimdraad altijd op volle-
dige lengte. Het toevoeren van
draad wordt moeilijker naarmate
de trimdraad korter is.
Opmerking
De aantipknop niet over de grond
trekken.
De draad kan breken door:
– vastraken in voorwerpen,
– normale materiaalmoeheid,
– het knippen van dikke stengels,
– slaan tegen muren of tuinhekken.
Gebruiksaanwijzing