7. Configuratie en instelling van de detectie
7.1 Detectiebereik
De bundels van de bovendetectie moeten steeds parallel met de grond lopen. Aangezien de bundels (beneden en boven) gelijktijdig moeten
doorkruist worden om een alarm in te schakelen, wordt het detectorbereik bepaald door het bereik van de bundel van de benedendetectie.
Detectie: de bundels van de beneden- en
bovendetectie zijn doorkruist.
Detectiebereik
Het is belangrijk het detectiebereik van de bundels rechts en links afzonderlijk in te stellen in functie van de detectoromgeving.
Geen detectie: enkel de bundel van de
benedendetectie werd doorkruist.
Detectiebereik
61
Geen detectie: enkel de bundel van de
bovendetectie werd doorkruist.
Detectiebereik
NL