8.1 Test van de detectiezone
1. Zet de microschakelaar op ON.
2. Sluit de behuizing.
3. Zet de centrale in testmodus
door het volgende te drukken:
installateurscode
4. Verifieer de detectiezone met
behulp van de LED controle -
lampjes en pas indien nodig
aan. Bij elke detectie geeft de
centrale het gesproken
bericht: "Bip, inbraak of Bip,
vooralarm detector X".
5. Zet de centrale terug in in -
stallatiemodus door het
volgende te drukken:
installateurscode
6. Open opnieuw de behuizing,
zet de microschakelaar 1 op
OFF.
Sluit de behuizing en schroef
de sluitingsschroef vast.
8.2 Reële test
1. Zet de centrale op
gebruiksmodus door het
volgende te drukken:
installateurscode
2. Zet de centrale op "Totale
werking".
3. Wacht op de
uitgangsvertraging.
4. Doorkruis de beveiligde zone
en controleer de reactie van
de centrale (zie installatiegids
van de centrale).
9.1 Weergave van de storingen
De centrale houdt rekening met
de spanningsstoringen, de
storingen van de zelfbeveiliging
en de radiostoringen van de
detector.
Spanningsstoring
Na een systeembesturing geeft
de centrale het gesproken
bericht: "Bip, spanningsstoring
detector X".
Storing van de zelfbeveiliging
Na een systeembesturing geeft
de centrale het gesproken
bericht: "Bip, storing
zelfbeveiliging detector X".
Radiostoring
Na een systeembesturing geeft
de centrale het gesproken
bericht: "Bip, radiostoring detec-
tor X".
oPGeLeT: dankzij een korte druk op de testtoets kan men
de voeding controleren. Het rode controlelampje van de radiokaart zal
branden.
65
9.2 Batterijvervanging
oPGeLeT: de programmeringen
van de detector blijven bewaard
tijdens een batterijvervanging.
1. Zet de centrale in
installatiemodus door aan de
gebruiker te vragen het
volgende in te drukken:
hoofdcode
vervolgens:
installateurscode
2. Open de detectordoos (zie §
Openen).
3. Vervang de lege lithiumbatterij.
NL