Gebruiksaanwijzing gazontractoren
4. Maaiwerk en motor uitschakelen.
5. Verwijder de waterslang.
Herhaal stap 1 t/m 5 bij de tweede
reinigingsproeier (indien aanwezig).
Na beeindiging van de reinigings-
werkzaamheden (stap 1–5):
Zet het maaimechanisme hele-
maal omhoog.
Motor starten en maaiwerk
gedurende enkele minuten
inschakelen om het maaiwerk
te drogen.
Grasvanger reinigen
Opmerking
Zie de aparte gebruiksaanwijzing
voor de grasvanger.
Verwijder de grasvanger
en maak deze leeg.
De grasvanger kan met een
krachtige waterstraal (tuinslang)
gereinigd worden.
Laat de grasvanger voor het
volgende gebruik grondig drogen.
Onderhoud
Neem de onderhoudsvoorschriften
in het handboek voor de motor
in acht. Laat de machine aan het
einde van het seizoen nazien
en onderhouden door een onder-
houdsbedrijf.
Let op
Gevaar voor het milieu door
motorolie!
Geef na het verversen van de olie
de oude olie af bij een inzamel-
plaats voor oude olie of bij een
afvalverwerkingsbedrijf.
Gevaar voor het milieu door accu's
Lege accu's horen niet bij het
huisvuil. Verwijder de accu voordat
u de machine naar de sloop brengt.
Demonteer de accu voordat de
machine naar de sloop gaat.
Gebruik van een starthulpkabel
Gevaar
!
Nooit een defecte of bevroren accu
met een starthulpkabel overbrug-
gen. Let erop dat de machines
en de kabelklemmen elkaar niet
raken en de ontstekingen uit-
geschakeld zijn.
Rode starthulpkabel aan de
pluspool (+) van de lege en de
voedende accu vastklemmen.
De zwarte starthulpkabel eerst
aan de minpool (–) van de
voedende accu vastklemmen.
De andere klem aan het frame
van het motorblok van de tractor
met de lege accu (liefst zo ver
mogelijk van de accu verwijderd)
vastklemmen.
Opmerking
Als de voedende accu in een voer-
tuig is ingebouwd, mag dit voertuig
tijdens de startondersteuning niet
worden gestart.
Start de tractor met de lege accu
en trek de vastzetrem aan.
Maak klemmen van de start-
hulpkabels in de omgekeerde
volgorde los.
Bandendruk
Let op
De maximaal toegestane banden-
druk (zie zijkant van de band)
mag nooit worden overschreden.
Ga bij het oppompen niet voor
of op de band staan.
De geadviseerde bandendruk
bedraagt:
voren:
0,8 bar
achteren: 0,7 bar
Bij een hogere bandendruk neemt
de levensduur van de banden af.
Controleer de bandendruk altijd
voordat u met de machine rijdt.
Na 2 tot 5 bedrijfsuren
Voor het eerst motorolie verver-
sen. Zie het motorhandboek
voor overige intervallen.
Gebruik de oliegoot of de snelle
olieafvoer (Afb. 22) voor het
aftappen van de olie.
Elke 2 maanden
Alleen nodig bij accu's van type
2: vul de accucellen tot 1 cm
onder de vulopening met
gedestilleerd water.
Smeer die wiellagers van
de voorwielen of de vooras
(afhankelijk van de uitvoering)
aan de smeernippels met
universeel vet.
Elke 50 bedrijfsuren
Laat vuil en grasresten van
de motoroverbrenging door een
reparatiebedrijf verwijderen.
Bij behoefte
Accu opladen
Als u de machine lange tijd niet
gebruikt, wordt geadviseerd om de
accu uit de machine te demonteren
en voor het opbergen, tijdens het
opbergen elke twee maanden
en voor het opnieuw in gebruik
nemen op te laden.
Opmerking
Neem de beschrijving in de
gebruiksaanwijzing van het
accuoplaadapparaat in acht.
Vervang de zekering
Vervang defecte zekeringen
alleen door zekeringen van
dezelfde sterkte.
Eenmaal per seizoen
De tanden van de stuurtransmis-
sie met universeel vet smeren.
Scharnieren van het stuurmecha-
nisme met enkele druppels lichte
olie smeren.
Alle draaipunten en lagers
(bedieningshendels en hoogt-
einstelling van het maaiwerk)
met enkele druppels lichte
olie smeren.
Bougie reinigen en ontstekings
afstand instellen, of indien nodig
bougie vervangen.
Zie het handboek bij de motor.
Laat de assen van de achter-
wielen door een reparatiebedrijf
smeren met speciaal (water-
afstotend) vet.
Maaimessen door een vakman
laten slijpen of vervangen.
Stilzetten
Let op
Schade aan de machine
Berg de machine op nadat de
motor is afgekoeld en alleen
in een schone en droge ruimte.
Bescherm de machine beslist
tegen roest wanneer u deze voor
lange tijd wegzet, bijvoorbeeld
in de winter.
Nederlands
51