6.0 Werkingscontrole en veiligheidsinspectie
Procedures in dit hoofdstuk mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
bevoegd personeel, zoals biomedische elektrotechnici of gecertificeerde
klinische ingenieurs die vertrouwd zijn met de reparatiepraktijken voor het
onderhouden van medische apparatuur en toebehoren in overeenstemming
met deze handleiding. De opblaaspomp kan anders beschadigd of defect
raken.
Voer de volgende procedures elke zes maanden uit om optimale prestaties,
betrouwbaarheid en veiligheid te garanderen.
6.1 Behuizing
Koppel de opblaaspomp los van de netspanning. Kijk de behuizing na. Controleer of
schroeven vastzitten, of labels en markeringen leesbaar zijn en of luchtopeningen vrij
zijn van vuil. Controleer de voedingsingang op scheurtjes en gebogen, gebroken of
ontbrekende pennen.
6.2 Doorgangsmeting beschermende aarde
Meet de weerstand tussen de metalen behuizing en de beschermende aardpen van de
voedingsingang van de opblaaspomp. Deze moet kleiner zijn dan 0,5 ohm. Als deze groter
is dan 0,5 ohm, controleer dan de toestand van de beschermende aardaansluitingen in de
opblaaspomp en de schroeven in de behuizing. Verwijder de voorste kap om toegang te
krijgen tot het binnenste van de opblaaspomp. Raadpleeg hoofdstuk 8 en 9.
6.3 Lekstroommeting
Meet de lekstroom tussen de behuizing van de opblaaspomp en de beschermende aarde.
Deze mag ongeacht de lijnpolariteit niet groter zijn dan 400 µA bij een onderbroken
beschermende aarde. Deze mag niet groter zijn dan 800 µA bij een onderbroken neutrale
fase (enkele fout). Als de opblaaspomp niet voldoet aan de eisen van de lekstroommeting,
dan kan de motor of de voedingsingang/het EMI-filter het probleem zijn. Vervang deze
componenten aan de hand van hoofdstuk 8 of breng de complete opblaaspomp voor
reparatie naar de plaatselijke dealer.
WAARSCHUWING
45