door één van de twee zijdelingse openingen onder de bodem van de
stoelverhoger ( Fig.24).
Gebruik de opening die zich het dichtst bij de gesp van de
veiligheidsgordel van de auto bevindt, als de stoelverhoger eenmaal
is geïnstalleerd.
Draai de geleiding van de rugleuning onder de bodem van de
stoelverhoger (booster) (Fig.23).
Plaats de stoelverhoger op de geschikte autozitting. Verzeker u ervan
dat de autozitting rechtop en zo ver mogelijk achteruit staat. Zet de
stoelverhoger tegen de rugleuning van de autozitting.
Zet het kind op de stoelverhoger (booster). Maak de
veiligheidsgordel van de auto vast door het buikgedeelte van de
gordel door de geleidingen in de armleuningen te halen (Fig.26).
Haal het diagonale gedeelte van de gordel door de geleiding in de
armleuning, die zich het dichtst bij de gesp van de veiligheidsgordel
bevindt.
Span de gordel door het diagonale gedeelte omhoog te trekken.
Controleer dat het te veel aan gordel helemaal wordt opgerold en dat
de gordel niet verdraaid zit. Als het diagonale gedeelte van de
veiligheidsgordel van de auto in aanraking komt met de nek of het
gezicht van het kind, als het op de stoelverhoger zit, is het raadzaam
de gordelgeleider te gebruiken.
Laat het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel door de plastic
gordelgeleiding aan het bovenste uiteinde van de gordelgeleiding
lopen (Fig.27). Stel de lengte van de gordelgeleiding met het
schuifgespje af, zodat de autogordel niet in aanraking komt met het
gezicht of de nek en verzeker u ervan dat hij zich op de schouder van
het kind bevindt.
Let op: om uw kind het beste te beschermen:
. Controleer of het kind goed vast in het stoeltje zit en of de gordels
goed over het lichaam gespannen zijn.
. Laat uw kind nooit zonder toezicht in het stoeltje of in de auto
laten.
. Wanneer u het stoeltje op de achterbank plaatst, de voorstoel zover
naar voren zetten dat de voeten van het kind de rugleuning van de
66