4.1 Montage in een rack
Voor de montage in een rack hebt u drie rack-eenhe-
den (= 133 mm) nodig. Zorg voor extra ruimte boven
en onder de versterker om voldoende ventilatie te
verzekeren.
Om te voorkomen dat het rack topzwaar wordt,
dient de versterker in onderaan in het rack gemon-
teerd te worden. De frontplaat is niet voldoende voor
een veilige bevestiging. Het toestel moet extra
ondersteund worden door zijdelingse rails of door
een bodemplaat.
5 De versterker aansluiten
De aansluitingen mogen uitsluitend worden uitge-
voerd resp. gewijzigd bij een uitgeschakeld toestel!
5.1 Ingang
Sluit de uitgang van een voorversterker of een meng-
paneel aan op een van de jackparen in het aansluit-
veld INPUT [XLR-jacks (13), 6,3 mm-jacks (15), of
cinch-jacks (13)]. Bij brugwerking mogen telkens
alleen de jacks van het linker kanaal (LEFT) aange-
sloten worden. Gebruik bij voorkeur de gebalanceerde
XLR- of jackingangen, omdat een gebalanceerde sig-
naaloverdracht de beste storingsonderdrukking biedt,
in het bijzonder bij lange verbindingskabels. Het
ingangssignaal moet lijnniveau hebben.
5.2 Lijnuitgangen
Indien een bijkomende versterker nodig is voor satel-
lietluidsprekers of voor bijkomende breedbandluid-
sprekers, verbind de ingang van de versterker dan
met een van de jackparen in het aansluitveld SAT/
OUTPUT [6,3 mm-jacks (7), XLR-jacks (8) of cinch-
jacks (9)]. Plaats de schuifschakelaar FULL RANGE/
SAT (10) in de volgende stand:
FULL RANGE: wanneer de bijkomende versterker
breedbandluidsprekers moet aan-
sturen
SAT:
wanneer de bijkomende versterker
satellietluidsprekers moet aansturen
4 Instalación
El amplificador está diseñado para ser montado en
un rack (482 mm/19"). Sin embargo, también puede
usarse como una unidad de sobre mesa. En todo
caso el aire tiene que fluir facilmente a través de las
aberturas aéreas previstas para que una refrigera-
ción suficiente se asegure.
4.1 Instalación en el rack
Para instalar al amplificador en el rack se necesitan
3 unidades de altura = 133 mm. Sin embargo, un
espacio adicional debe permanecer por encima y
debajo del amplificador para asegurar una ventila-
ción suficiente.
Para prevenir una sobrecarga del rack, el amplifi-
cador tiene que ser montado en la parte más baja del
rack. El plato delantero no es suficientemente fuerte
para una fijación segura. El amplificador tiene que
ser soportado adicionalmente por barras al lado o
por un plato.
5 Conectar el amplificador
¡Todas las conexiones tienen que ser efectuadas o
modificadas si el amplificador está desconectado!
5.1 Entrada
Conectar la salida de un preamplificador o de una
mesa de mezcla a una de las parejas de tomas en el
panel INPUT [XLR (13), jack 6,3 mm (15) o RCA
(16)]. En modo puente, sólo el canal izquierdo
(LEFT) tiene que estar conectado. Las entradas
balanceadas XLR o jack deben ser utilizadas con
preferencia porque una transmisión balanceada de
la señal propone una mejor supresión de las interfe-
rencias, en particular si los cables son largos. La
señal de entrada debería tener un nivel de línea.
5.2 Salidas línea
Si se necesita otro amplificador para altavoces saté-
lites o para altavoces toda banda adicionales, conec-
tar la entrada del amplificador con una de las parejas
de tomas del panel SAT/OUTPUT [jack 6,3 mm (7),
5.3 Luidsprekers
In stereowerking kunnen twee luidsprekers resp.
twee luidsprekergroepen op de versterker aangeslo-
ten worden. De versterker kan in brugwerking ge-
schakeld worden om over het dubbele uitgangsver-
mogen te beschikken. De versterker werkt dan als
eenkanaalsversterker, maar stuurt toch 800 W mu-
ziekvermogen naar een luidspreker resp. luidspre-
kergroep van 8 Ω.
De aansluiting van de luidsprekers gebeurt via
speakon-jacks. Plug hiervoor de speakon-stekker in
de overeenkomstige jack (zie punt 5.3.1 of 5.3.2) en
draai de stekker naar rechts, tot hij vastklikt. Om de
stekker te verwijderen, schuift u vergrendeling naar
achter en draait u de stekker naar links.
5.3.1 Stereowerking
Het maximale uitgangsvermogen in stereowerking
wordt bij aansluiting van luidsprekers van 4 Ω bereikt.
Maar er kunnen ook luidsprekers van 8 Ω aangeslo-
ten worden, waarbij het uitgangsvermogen evenwel
wat afneemt. De luidsprekers moeten belastbaar zijn
met volgende sinusvermogenswaarden:
Luidsprekers van 4 Ω: 400 W
Luidsprekers van 8 Ω: 300 W
Voor stereowerking dient u de twee jacks RIGHT en
LEFT (21) in het aansluitveld OUTPUT te gebruiken,
en de functieschakelaar (19) op de achterzijde van
het toestel in de stand STEREO te plaatsen.
De aansluitmogelijkheden voor meerdere luid-
sprekers op één kanaal vindt u terug in de figuur
4–6. Bij samenschakeling van meerdere luidspre-
kers dient u in het bijzonder te letten op de correcte
polariteit (positieve en negatieve aansluitingen) en
dient u te controleren of de totale impedantie min-
stens 4 Ω bedraagt.
5.3.2 Brugwerking
Bij brugwerking moet de impedantie van de luidspre-
kers resp. de totale impedantie van een luidspreker-
groep minstens 8 Ω en het maximumvermogen min-
stens 800 W
bedragen. Voor de aansluiting dient
RMS
u de BRIDGED-jack (20) in het aansluitveld OUT-
PUT te gebruiken, en de functieschakelaar (19) op
XLR (8) o RCA (9)]; poner el selector FULL
RANGE/SAT (10) en la posición siguiente:
FULL RANGE: cuando el otro amplificador tiene
que accionar un altavoz toda banda
SAT:
cuando el otro amplificador tiene
que accionar un altavoz satélite
5.3 Altavoces
En modo estereofónico el amplificador puede accio-
nar dos altavoces o dos grupos de altavoces. Puede
cambiarse en modo puente para suministrar a la
salida el doble de la potencia. Entonces el amplifica-
dor opera como amplificador de 1 canal. Sin
a un altavoz de 8 Ω o
embargo, suministra 800 W
RMS
a un grupo de altavoces de 8 Ω.
Los altavoces tienen que ser conectados vía las
conexiones Speakon. Conectar el Speakon en la
conexión correspondiente (véase el capítulo 5.3.1 o
5.3.2) y girarlo a la derecha hasta que esté blo-
queado. Para desconectarlo, mover la seguridad de
bloqueo del Speakon hacia atrás y girarlo a la
izquierda.
5.3.1 Modo estereofónico
La potencia de salida más alta durante el modo este-
reofónico se logra conectando altavoces de 4 Ω. Sin
embargo, también es posible conectar altavoces de
8 Ω con lo cual la potencia de salida disminuye lige-
ramente. Los altavoces deben tener una capacidad
de potencia de por lo menos:
altavoz 4 Ω: 400 W
RMS
altavoz 8 Ω: 300 W
RMS
Usar las dos conexiones RIGHT y LEFT (21) del
panel trasero OUTPUT para el modo estereofónico y
mover el selector (19) en el panel trasero del amplifi-
cador a la posición STEREO.
Se muestran ejemplos de conexión para varios
altavoces a un canal en las figuras 4 al 6. Al inter-
conectar varios altavoces, comprobar las polarida-
des. Además, la impedancia total debe ser por lo
menos 4 Ω.
de achterzijde van het toestel in de stand BRIDGED
te plaatsen.
De aansluitmogelijkheden voor meerdere luid-
sprekers bij brugwerking vindt u terug in de figuur
4–6. Bij samenschakeling van meerdere luidspre-
kers dient u in het bijzonder te letten op de correcte
polariteit (positieve en negatieve aansluitingen) en
dient u te controleren of de totale impedantie min-
stens 8 Ω bedraagt.
5.4 Netaansluiting
Verbind de versterker ten slotte met de netstroom
(230 V~/50 Hz). Plaats de regelaars LEFT (2) en
RIGHT (3) volledig naar links tot in de nulstand, al-
vorens de versterker in te schakelen.
6 Werking
6.1 De bedrijfsmodus selecteren
Selecteer de bedrijfsmodus alvorens in te schakelen:
1) Selecteer met de schakelaar STEREO/BRIDGED
(19) stereo- of brugwerking. Meer informatie hier-
over vindt u in de secties 5.3.1 "Stereowerking" en
5.3.2 "Brugwerking".
2) Wanneer de versterker breedbandluidsprekers
moet aansturen, plaats de schakelaars FULL
RANGE/SUB (18) en FULL RANGE/SAT (10)
dan in de stand FULL RANGE.
Wanneer de versterker een of twee subwoo-
fers moet aansturen, plaats de schakelaar FULL
RANGE/SUB (18) dan in de stand en de schake-
laar FULL RANGE/SAT (10) in de stand SAT. Stel
bovendien via de schakelaar CROSSOVER FRE-
QUENCY (11) de overgangsfrequentie in tussen
subwoofer en satellietluidsprekers (zie hiervoor
technische gegevens van de subwoofer). Gebruik
hiervoor een schroevendraaier
3) Geluidssignalen met een zeer lage frequentie, bv.
subsonische storingen, kunnen de luidspreker
sterk belasten. Om deze frequenties te dempen,
beschikt elk kanaal over een hoogdoorlaatfilter
(Low Cut). De versterker dient bij voorkeur met in-
5.3.2 Modo puente
En el modo puente la impedancia de un altavoz o la
impedancia total de un grupo de altavoces debe ser
por lo menos 8 Ω y la potencia real debe ser por lo
menos 800 W
. Para la conexión utilizar la toma
RMS
BRIDGED (20) del panel trasero OUTPUT y mover el
selector (19) del panel trasero a la posición
BRIDGED.
Las figuras 4 al 6 muestran las posibilidades de
conexión para varios altavoces en modo puente. Al
interconectar varios altavoces, comprobar las polari-
dades. Además la impedancia total debe ser por lo
menos 8 Ω.
5.4 Alimentación
Cuando todas las conexiones están efectuadas,
conectar el amplificador a un enchufe (230 V~/
50 Hz). Poner a cero los potenciómetros LEFT (2) y
RIGHT (3) girando en el sentido contrario a las agu-
jas del reloj antes de conectar el amplificador por la
primera vez.
6 Servicio
6.1 Seleccionar el modo de funcionamiento
Seleccionar el modo de funcionamiento antes de
conectar el amplificador:
1) Seleccionar el modo estereofónico o el modo
puente por medio del selector STEREO/BRIDGED
(19). En caso de que se necesite más informa-
ciones, véase los capítulos 5.3.1 "Modo estereo-
fónico" y 5.3.2 "Modo puente".
2) Si el amplificador tiene que accionar altavoces
toda banda, mover los selectores FULL RANGE/
SUB (18) y FULL RANGE/SAT (10) a la posición
FULL RANGE.
Si el amplificador tiene que accionar uno o dos
subwoofers, mover el selector FULL RANGE/
SUB (18) a la posición SUB y el selector FULL
RANGE/SAT (10) a la posición SAT. Además ajus-
tar la frequencia de corte entre el subwoofer y el
altavoz satélite mediante un destornillador vía el
NL
B
E
11