4) Om een ander showprogramma te kiezen of de
snelheid te wijzigen, drukt u eerst opnieuw op
de toets FUNC. Om de snelheid te wijzigen
drukt u vervolgens op de toets ENTER. Voer tel-
kens met de toets UP of DOWN de instelling
door en sla op met de toets ENTER.
5.2 Synchrone besturing van meerdere
apparaten (master-slavemodus)
Meerdere apparaten LSE-4LRG kunnen syn-
chroon worden bediend. Daarbij neemt een appa-
raat (masterapparaat) de besturing over van de
overige apparaten (slaveapparaten). Verbind de
apparaten met elkaar tot een ketting. Zie hiervoor
hoofdstuk 5.3.1, evenwel zonder de bedienings-
stap 1 in acht te nemen.
1) Alle slaveapparaten op de het slavebedrijf
instellen:
a) Druk enkele keren op de toets FUNC tot
op het display verschijnt.
b) Sla de instelling op met de toets ENTER. Het
display knippert niet meer. Als het display
blijft knipperen, worden nog geen bestu-
ringssignalen van het masterapparaat ont-
vangen.
2) Stel op het masterapparaat het gewenste show-
programma en evt. de processnelheid in
(
hoofdstuk 5.1).
5.3 DMX-besturing
Voor de bediening via een DMX-lichtregelaar (bv.
DMX-1440 of DMX-510USB van "img Stage Line")
is de LSE-4LRG uitgerust met 9 DMX-besturings-
kanalen. DMX is de afkorting van Digital Multiplex,
en staat voor digitale besturing van meerdere ap -
paraten via één gemeenschappelijke besturingslei-
ding. De functies van de kanalen en de DMX-waar-
den vindt u terug in het hoofdstuk 5.3.3.
5.3.1 Aansluiting
Voor het aansluiten van het DMX-apparaat zijn er
3-polige XLR-connectoren met volgende penconfi-
guratie beschikbaar:
pen 1 = massa, 2 = DMX-, 3 = DMX+
Voor het aansluiten moeten speciale kabels voor
de DMX-signaaloverdracht gebruikt worden (bv.
kabels van de CDMXN-serie van "img Stage Line").
Bij kabellengten vanaf 150 m wordt in principe aan-
bevolen om een DMX-ophaalversterker tussen te
schakelen (bv. SR-103DMX van "img Stage Line").
1) Verbind de ingang DMX INPUT (10) met de
DMX-uitgang van de lichtregelaar of van een
ander DMX-gestuurd apparaat.
2) Verbind de uitgang DMX OUTPUT (11) met de
DMX-ingang van het volgende DMX-apparaat.
Verbind de uitgang hiervan opnieuw met de
ingang van het nageschakelde DMX-apparaat
etc., tot alle DMX-gestuurde apparaten in een
kring zijn aangesloten.
3) Om storingen bij de signaaloverdracht te vermij-
den, moet u bij lange leidingen of bij een veel-
voud van aaneengesloten apparaten de DMX-
uitgang van het laatste DMX-apparaat in de
ketting afsluiten met een weerstand van 120 Ω
(> 0,3 W): Steek een geschikte afsluitstekker
(b.v. DLT-123 van "img Stage Line") in de DMX-
uitgangsbus.
5.3.2 Het startadres instellen
Om alle op de lichtregelaar aangesloten DMX-
apparaten afzonderlijk te kunnen bedienen, moet
elk apparaat een eigen startadres krijgen. Als het
eerste DMX-kanaal van de LSE-4LRG vanaf de
lichtregelaar bv. via het DMX-adres 4 gestuurd
moet worden, stel dan op de showlaser het start-
adres 4 in. De volgende 8 DMX-kanalen van de
LSE-4LRG zijn dan automatisch aan de volgende
adressen toegewezen. Voorbeelden met verschil-
lende startadressen:
Adressen voor
Startadres
de LSE-4LRG
1
1 – 9
4
4 – 12
12
12 – 20
20
20 – 28
DMX-adresconfiguratie van de LSE-4LRG
1) Druk enkele keren op de toets FUNC tot op het
display
(voor DMX) en een getal (001 – 504)
verschijnt.
2) Stel met de toets UP of DOWN het startadres in.
3) Sla met de toets ENTER de instelling op. Het
display knippert niet meer.
U kunt de LSE-4LRG nu bedienen via het
DMX-besturingsapparaat
tabellen in het volgende hoofdstuk 5.3.3).
Bij de ontvangst van DMX-besturingssignalen
knippert een punt op het display. Als de DMX-
besturingssignalen ontbreken, knippert het inge-
stelde DMX-adres.
volgend mogelijke startadres
voor het nageschakelde
DMX-apparaat
10
13
21
29
(DMX-functies
zie
NL
B
31