•
Trek de stekker nooit met het snoer uit het
stopcontact, maar met de stekker zelf .
•
Verwijder het stof met een droge, zachte doek .
Gebruik zeker geen water of chemicaliën .
•
In geval van ongeoorloofd of verkeerd gebruik,
verkeerde aansluiting, foutieve bediening of
van herstelling door een niet-gekwalificeerd
persoon vervalt de garantie en de verantwoor-
delijkheid voor hieruit resulterende materiële of
lichamelijke schade .
Wanneer het apparaat definitief uit be-
drijf wordt genomen, bezorg het dan
voor milieuvriendelijke verwerking aan
een plaatselijk recyclagebedrijf .
3 Toepassingen
Deze versterker met een sinusvermogen van
120 W is speciaal ontworpen voor het gebruik
in geluidsinstallaties . U kunt zowel luidsprekers
van 100 V resp . 70 V gebruiken als laagohmige
luidsprekers (impedantie min . 4 Ω) . Uitrusting:
4 × ingangskanaal omschakelbaar lijn- of mi-
crofoonniveau en met XLR / 6,3 mm-jack- en
schroefaansluitingen
1 × ingangskanaal schakelbaar tussen twee lijn-
stereosignaalbronnen en met schroef- en
cinchaansluitingen
1 × schroefaansluitingen voor telefoonsignaal
1 × ingang en uitgang met cinch-jacks voor het
tussenschakelen van een audioapparaat voor
signaalbewerking (autom . volumeregeling,
equalizer etc .)
1 × cd- / mp3-speler
1 × AM / FM-radio
1 × alarmsirene, inschakelbaar via interne en
externe schakelaar
1 × geluidssignaal, activering via drukknop
1 × voorrangschakeling voor INPUT 1
4 De versterker opstellen
De versterker is voorzien voor montage in een
19"-rack (482 mm), maar kan ook als tafelmodel
gebruikt worden . In elk geval moet de lucht door
alle ventilatieopeningen kunnen stromen, om vol-
doende ventilatie van de versterker te verzekeren .
4.1 De montage in een rack
Voor de montage in een rack hebt u 2 RE (2 rack-
eenheden = 89 mm) nodig . Om te voorkomen dat
het rack topzwaar wordt, dient de versterker in
het onderste gedeelte van het rack gemonteerd
te worden . De frontplaat alleen is niet voldoende
voor een veilige bevestiging . Het toestel moet
links en rechts door rails of onderaan door een
bodemplaat extra ondersteund worden .
5 Het apparaat aansluiten
De in- en uitgangen mogen enkel aangesloten
en gewijzigd worden, wanneer de PA-8120RCD
en de aan te sluiten apparatuur uitgeschakeld is .
Veel aansluitingen bevinden zich onder de
beide afschermingen (41), bv . deze van de luid-
sprekers . Neem de afschermingen weg om aan
te sluiten .
WAARSCHUWING Gebruik de versterker nooit
zonder de afschermingen
(41) . Anders loopt u bij con-
tact met de aansluitingen
het risico van een elektrische
schok .
5.1 Luidsprekers
Ofwel sluit u luidsprekers van 100 V of 70 V
aan op de klemmen (40) [figuren 4a en 4b] – de
versterker mag met maximaal 120 W door de
luidsprekers worden belast, anders kan hij be-
schadigd geraken
of sluit u een luidspreker of luidsprekergroep met
een totale impedantie van 4 Ω, 8 Ω of 16 Ω aan
op de klemmen (39) . De figuren 4c tot 4n tonen
verschillende manieren waarop een correcte im-
pedantie wordt gerealiseerd . Er zijn nog echter
andere mogelijkheden .
Bij het aansluiten van de luidsprekers moet u
steeds op de juiste polariteit letten, zoals het op
de figuren is weergegeven .
5.2 Microfoons
Vier microfoons met een XLR- of 6,3 mm-stekker
kunnen op de XLR / 6,3 mm-combi-jacks (35) van
de ingangen 1 – 4 worden aangesloten . Voor mi-
crofoons met vrije verbindingskabels kunt u ook
de schroefklemmen (36) gebruiken . Deze kunnen
voor een comfortabeler aansluiting uit hun stek-
kerverbinding worden getrokken .
De microfoon op ingang 1 kan prioriteit krij-
gen op alle andere ingangen, door een schakelaar
te sluiten die met de klemmen PRIORITY (26) is
verbonden .
1) Bij het aansluiten van een microfoon plaatst
u de schakelaar nr . 1 van het betreffende
DIP-schakelblok (47) in de onderste stand
(ON) .
2) Bij gebruik van een microfoon met fantoom-
voeding plaatst u de schakelaar nr . 4 van het
betreffende DIP-schakelblok (47) in de onder-
ste stand (ON) . De fantoomvoeding is alleen
op de XLR-contacten en de schroefklemmen
aangesloten . Via stekker aangesloten micro-
foons krijgen geen fantoomvoeding .
VOORZICHTIG!
1 . Bedien de schakelaar alleen bij uitgescha-
keld apparaat (schakelploppen) .
2 . Bij ingeschakelde fantoomvoeding (48 V)
mag geen microfoon met ongebalanceerde
bedrading zijn aangesloten, omdat deze
beschadigd kan worden .
3) Als het hoogdoorlaatfilter moet worden inge-
schakeld, bv . om de verstaanbaarheid te ver-
hogen of het contactgeluid te onderdrukken,
plaats de schakelaar nr . 3 van de bijbehorende
DIP-schakelblok dan in onderste stand (ON) .
4) Als er tussen twee microfoons een verschil-
lende faselengte ontstaat (slechte basweer-
gave van een geluidsbron), dan kan de klank
eventueel worden verbeterd door de scha-
kelaar nr . 2 op een van de overeenkomstige
DIP-schakelblokken om te schakelen .
5.3 Audioapparatuur met lijnuitgang
Er kunnen 6 apparaten met lijnuitgang (meng-
paneel, mp3-speler etc .) worden aangesloten:
1) Sluit apparaten met een mono-uitgang aan
op de combi-jacks (35) of op de klemmen (36)
van de ingangen 1 – 4 . Plaats de bijbehorende
DIP-schakelaars nr . 1 – 4 (47) voor de basisin-
stelling in de bovenste stand .
2) Sluit apparaten met een stereo-uitgang aan
op de cinch-jacks: (34) of op de klemmen (45)
van kanaal 5 . Kies met de schakelaar nr . 1 van
het betreffende DIP-schakelblok (46) tussen
de ingangsjacks AUX 1 (schakelaar bovenaan)
en AUX 2 (schakelaar onderaan, ON) . Met de
schakelaars nr . 2 en nr . 4 kunt u het niveau re-
gelen indien nodig . In de onderste stand (ON)
neemt het geluidsvolume van het aangesloten
apparaat toe .
Gebruik bij het aansluiten van een stereo-
apparaat op een van de ingangen 1 – 4 een
stereo-monoadapter (bv . SMC-1 van MONA-
COR) en een adapterkabel (bv . MCA-154 van
MONACOR) . Anders kunnen er delen van het
signaal ontbreken .
3) Als het hoogdoorlaatfilter moet worden inge-
schakeld, bv . om de verstaanbaarheid te ver-
hogen, plaats de bijbehorende DIP-schakelaar
nr . 3 dan in onderste stand (ON) .
5.4 Audioapparatuur voor
de signaalbewerking
Via de cinch-jacks AMP IN en PRE OUT (33) kunt
u voor de signaalbewerking een audioapparaat
tussenschakelen (bv . een equalizer of een automa-
tische volumeregeling) . Neem de jumper (31) weg,
sluit de ingang van het audioapparaat aan op de
jack PRE OUT en de uitgang op de jack AMP IN .
Opmerking: In de versterker wordt het signaal onder-
broken, als slechts een van de beide jacks (33) is aan-
gesloten of als het tussengeschakelde apparaat niet is
ingeschakeld, defect is of niet correct is aangesloten . De
luidsprekers blijven dan gedempt .
5.5 Opnameapparaat of
extra versterker
Een opnameapparaat en / of een andere verster-
ker (bv . als er meer luidsprekers nodig zijn, dan
toegelaten is) kunt u op de cinch-jacks TAPE OUT
(32) aansluiten .
Op beide jacks is hetzelfde monosignaal be-
schikbaar dat niet door de regelaar MASTER (3)
noch door de equalizers BASS en TREBLE (2) wordt
beïnvloed . De uitgangssignalen van deze jacks
kunnen daarom naar twee verschillende appara-
ten worden gestuurd .
5.6 Telefooninstallatie
Via een telefooninstallatie kunt u aankondigingen
met de geluidsinstallatie weergeven .
1) Stuur het signaal van de telefooninstallatie
(lijnniveau) naar de klemmen TEL PAGING (43) .
2) Stel tijdens een aankondiging het volume in
met de regelaar GAIN (44) .
Alle andere ingangssignalen, behalve het sire-
nesignaal, worden automatisch uitgemengd,
zodra een signaal op de ingang TEL . PAGING
beschikbaar is .
5.7 Voorrangsbesturing, talkover
Met een op de klemmen PRIORITY (26) aange-
sloten schakelaar kunnen alle ingangssignalen,
behalve deze van het kanaal INPUT 1 en het sire-
nesignaal, worden gedempt . Zo is het mogelijk
dat voor een goede verstaanbaarheid alleen de
aankondiging via kanaal 1 hoorbaar is .
Als de aansluitingen PRIORITY INPUT 1 (30)
met behulp van een draadbrug of een schakelaar
verbonden zijn, worden de ingangen INPUT 2 – 4
en AUX 1/ 2 automatisch uitgemengd, zolang er
een signaal op de ingang INPUT 1 aanwezig is
(talkover) .
5.8 Afzonderlijke schakelaar
voor de alarmsirene
Sluit voor de afstandsbediende activering van de
alarmsirene een schakelaar aan op de klemmen
SIREN (28) .
5.9 Antenne- en netaansluiting
1) Sluit op de jack FM (27) een FM-antenne aan
en op de klemmen AM (29) een middengolfan-
tenne . Bij goede ontvangstcondities kunnen
ook bijgeleverde antennes worden gebruikt .
2) Ten slotte plugt u het bijgeleverde netsnoer
eerst in de POWER-jack (37) en vervolgens de
netstekker in een stopcontact (230 V/ 50 Hz) .
17