•
De warmte die in het toestel ontstaat, moet
door ventilatie afgevoerd worden . Dek de
ventilatieopeningen niet af .
•
Schakel het toestel niet in resp . trek on
middellijk de stekker uit het stopcontact:
1 . wanneer het toestel of het netsnoer
zichtbaar beschadigd zijn,
2 . wanneer er een defect zou kunnen op
treden nadat de module bijvoorbeeld
gevallen is,
3 . wanneer de module slecht functioneert .
Het apparaat moet in elk geval hersteld
worden door een gekwalificeerd vakman .
•
Trek de stekker nooit met het snoer uit het
stopcontact, maar met de stekker zelf .
•
Verwijder het stof enkel met een droge
doek . Gebruik zeker geen chemicaliën of
water .
•
In geval van ongeoorloofd of verkeerd ge
bruik, verkeerde aansluiting resp . bediening
of van herstelling door een nietgekwalifi
ceerd persoon vervalt de garantie en de ver
antwoordelijkheid voor hieruit resulterende
materiële of lichamelijke schade .
Wanneer het apparaat definitief uit
bedrijf wordt genomen, bezorg het
dan voor milieuvriendelijke verwer
king aan een plaatselijk recyclage
bedrijf .
3 Toepassingen en
toebehoren
De versterkers PA5240 en PA5480 zijn
speciaal voor het gebruik in PAinstallaties
van 100 V ontworpen . Ze beschikken over
uitgangen van 100 V voor maximaal 5 PA
zones, waarvan u het volume individueel kunt
instellen . Op de vijf met elkaar mengbare in
gangskanalen kunt u microfoons (kanalen
1 – 4) of apparatuur met lijnniveau (kanalen
2 – 5) aansluiten .
In de extra opening (1) kunt u een van de
volgende modules van MONACOR plaatsen:
geheugen voor
PA1120DMT
digitale boodschappen
met schakelklok
PA1140RCD
radio / cdspeler
PA1200C
schakelklok
PA1200RDS
AM / FMradio
De PA5000PTT van MONACOR, een PTT
tafelmicrofoon, is speciaal voor deze ver
sterkers als toebehoren ontworpen, en kan
worden aangesloten via de schroefklemaan
sluitingen (34) van de kanalen 2 – 4 .
4 De versterker opstellen
De versterker is voorzien voor montage in
een 19"rack (482 mm), maar kan ook als
tafelmodel gebruikt worden . In elk geval
moet de lucht door alle ventilatieopeningen
kunnen stromen, om voldoende ventilatie van
de eindversterkers te verzekeren .
4.1 De montage in een rack
Voor de montage in een rack hebt u 3 RE
(3 rackeenheden = 133 mm) nodig . Om te
voorkomen dat het rack topzwaar wordt,
dient de versterker in het onderste gedeelte
van het rack gemonteerd te worden . De front
plaat alleen is niet voldoende voor een veilige
bevestiging . Het toestel moet links en rechts
door rails of onderaan door een bodemplaat
extra ondersteund worden .
De hete lucht die uit de versterker wordt
geblazen, moet uit het rack kunnen worden
afgevoerd . Anders hoopt de warmte zich op
in het rack, waardoor niet enkel de verster
ker maar ook andere apparaten in het rack
kunnen worden beschadigd . Bij een onvol
doende warmteafvoer moet u in het rack een
ventilator plaatsen .
5 De versterker aansluiten
De in en uitgangen mogen enkel door een
gekwalificeerde vakman uitgevoerd worden
en in elk geval wanneer de versterker uitge
schakeld is!
Diverse aansluitingen, bv . deze voor de
luidsprekers, bevinden zich onder de be
schermkap (15) . Om de aansluitingen tot
stand te brengen, schroeft u de kap los .
WAARSCHUWING De versterker mag niet
zonder de beschermkap
(15) worden bediend . Im
mers, tijdens het bedrijf
voeren de luidsprekeraansluitingen (16, 25)
gevaarlijke spanningen tot 100 V . Schroef
de beschermkap na het aansluiten opnieuw
vast, zodat de contacten niet kunnen wor
den aangeraakt .
5.1 De luidspreker
1) Ofwel sluit u luidsprekers van 100 V voor
de vijf PAzones aan op de klemmen ATT
ZONE OUTPUTS (16)
Opgelet! In elke PAzone mag de be
lasting door de luidsprekers van 100 V
max . 100 W RMS bedragen, maar mag
de toegelaten totale belasting van alle
luidsprekers niet worden overschreden:
240 W RMS (PA5240) resp .
480 W RMS (PA5480)
2) Ofwel sluit u een luidsprekergroep met
een totale impedantie van minstens 8 Ω
aan op de klemmen COM (22) en 8 Ω (23) .
De zoneverzwakkers (6) beïnvloeden deze
uitgang niet .
3) Let bij de aansluiting steeds op de correcte
polariteit . Bij de 8 Ωaansluiting is de klem
COM de negatieve pool en de klem 8 Ω
de positieve pool . De positieve aansluiting
van de luidsprekerkabel is altijd speciaal
gemarkeerd .
4) Bijkomende luidsprekers van 100 V waar
van het volume niet door de zoneverzwak
kers (6) moet worden gedempt, kunnen
op de klemmen COM (22) en 100 V (25)
worden aangesloten . De totale belasting
van deze luidsprekers en van de luidspre
kers op de klemmen ATT ZONE OUTPUTS
mag daarbij niet worden overschreden (zie
boven aanwijzing "Opgelet") .
5.2 Microfoons
Er kunnen vier microfoons worden aange
sloten, telkens een microfoon op de kanalen
1 – 4:
1 . In het kanaal 1 op de jack MIC (7) op
het frontpaneel of op de jack XLR /
6,3 mmcombinatiejack INPUT1 (21)
Een signaal van het kanaal 1 heeft prioriteit
op alle andere signalen, d .w .z . de andere
signalen worden in volume automatisch
gedempt, wanneer u in de microfoon op
kanaal 1 spreekt .
2 . In het kanaal 2 op de XLR / 6,3 mmcom
binatiejack INPUT2 (20) of op de schroef
klemaansluiting (34) eronder*
3 . In het kanaal 3 op de schroefklemaanslui
ting INPUT3 (34)* .
4 . In het kanaal 4 op de schroefklemaanslui
ting INPUT4 (34)*
* Opmerking: Bij de microfoon PA5000PTT
wordt het geluidsvolume van het AUXkanaal bij
het indrukken van de spreektoets automatisch
verminderd .
U kunt de schroefklemaansluitingen (34) ge
makkelijkheidshalve uit de insteekverbinding
van het apparaat trekken en direct na de aan
sluiting opnieuw in pluggen .
1) Verbind de microfoons met de overeen
komstige aansluitingen .
De microfoons PA5000PTT op de
schroefklemmenrij (34) aansluiten, zodat
de gong van deze microfoons geactiveerd
en het geluidsvolume van het AUXkanaal
verminderd kan worden .
2) Bij aansluiting van een microfoon mag de
toets "Mic / Line" (35) van de kanalen 2 – 4
niet zijn ingedrukt, zodat de ingang micro
foongevoelig is geschakeld .
3) Bij gebruik van een microfoon met fan
toomvoeding drukt u op de overeenkom
stige toets "P .H . +18 V" (36, 37) . De mi
crofoon wordt via de versterker met een
spanning van 18 V gevoed .
Opgelet! Bij tussengeschakelde fan
toomvoeding mag u op de bijhorende
microfooningangen geen ongebalan
ceerde microfoons aansluiten, omdat ze
beschadigd zouden kunnen worden .
5.3 Apparaten met lijnuitgang
U kunt zes apparaten met lijnuitgang (bv .
mp3/cdspeler, tuner, cassettedeck) aanslui
ten, telkens een apparaat op de kanalen 2 – 4
en drie apparaten op het AUXkanaal .
1) Verbind de apparaten met de overeenkom
stige aansluitingen:
– XLR / 6,3 mmcombinatiejack INPUT2 (20)
– Schroefklemaansluitingen INPUT2 tot
INPUT4 (34)
– Cinchjacks AUX INPUTS (19)
Gebruik bij de aansluiting van een stereo
apparaat op de XLR / 6,3 mmcombinatiejack
(20) een stereomonoadapter (bv . SMC1
van MONACOR) en een adapterkabel (bv .
MCA300 van MONACOR) . Anders heffen
de signalen van het stereomidden elkaar op .
2) Druk in de kanalen 2 – 4 bij de aansluiting
van een apparaat met lijnuitgang op de
21