Tijdens het gebruik
6
Tijdens het gebruik
Tijdens het gebruik worden de meetwaarden voor elk meetgas
weergegeven op de geplaatste X-am 5x00.
AANWIJZING
i
i
De
aanduidingen
beschreven
in
gebruikte gasmeetinstrument.
Het optische en akoestische lifesignal (groene LED-ring en
enkele toon) wordt afhankelijk van de configuratie (1 -
60 seconden;
standaardinstelling
afgegeven. Het lifesignal kan met behulp van de PC-software
Dräger CC-Vision worden geconfigureerd (zie hoofdstuk op
pagina 174).
Als een alarm is geactiveerd, worden het optische en het
akoestische
alarm
geactiveerd
pagina 170).
De X-zone 5500 versterkt het optische en akoestische alarm
en stuurt de alarminformatie continu via de draadloze
verbinding of communicatiekabel door naar andere X-
zone 5500.
7
Alarmen (standaardinstellingen)
AANWIJZING
i
i
De alarminstellingen (bijv. zelfhoudend/bevestigbaar)
kunnen met behulp van de PC-software Dräger CC-
Vision worden geconfigureerd. De configuratie van de
X-am 5x00 is doorslaggevend voor het gedrag van de
X-zone 5500.
Bij alarm in een groep worden op alle apparaten lokale
alarmen
met
voorrang
weergegeven.
De X-zone 5500 heeft twee verschillende alarmsensoren:
Optisch signaal: LED-lichtring (360°);
kleuren rood, groen; pulserend.
Akoestisch signaal: Krachtige claxon (108 dB (A) op 1 m
afstand/120 dB (A) op 30 cm afstand).
Apparaat dat alarm activeert:
Zodra een apparaat een verhoogde gasconcentratie meet,
wordt door dit apparaat het alarm geactiveerd.
Het apparaat dat het alarm activeert, geeft de alarmen door
aan alle andere apparaten die zijn verbonden via draadloze
verbinding of communicatiekabel.
Apparaat dat alarm ontvangt:
Alle apparaten die een alarm van het activerende toestel
ontvangen, worden ontvangende apparaten. De apparaten die
het alarm ontvangen, geven een dochteralarm. Als het
ontvangende apparaat geen informatie van het activerende
apparaat
ontvangt,
neemt
ontvangende apparaten na 10 seconden af.
170
op
de
X-am
5x00
de
gebruiksaanwijzing
om
de
2 seconden)
(zie
hoofdstuk
vóór
externe
het
dochteralarm
AANWIJZING
i
i
Het apparaat dat het alarm activeert en de apparaten
die de alarmmelding ontvangen, verschillen van elkaar
door hun optische alarm.
7.1
Concentratie-vooralarm A1
worden
van
het
Onderbroken alarmmelding:
Weergave bij gegroepeerde
apparaten:
Legenda:
1 Weergave hoofdapparaat
2 Lokaal stationsnummer
3 Groepsgrootte
4 Bij meetwaardeweergave
7 op
behorend stationsnummer
5 Bevestigingsindicatie
6 Weergave alarmtype A1 /
meetwaarde (afwisselend)
7 Gasnaam en eenheid
Weergave
gegroepeerde apparaten:
Legenda:
1 Lokale X-zone
serienummer
2 Serienummer van
alarmerende X-zone
3 Bevestigingsindicatie
alarmen
4 Weergave alarmtype A1 /
meetwaarde (afwisselend)
5 Gasnaam en eenheid
Het vooralarm A1 is niet zelfhoudend en verdwijnt als de
concentratie de alarmgrens A1 heeft onderschreden.
Bij A1 op het apparaat dat het alarm activeert:
Er klinkt één geluidtoon en de LED-lichtring knippert rood
(masteralarm).
Bij A1 op het apparaat dat de alarmmelding ontvangt:
Er klinkt één geluidtoon en de LED-lichtring knippert rood-
groen (masteralarm).
Vooralarm bevestigen:
bij
de
-toets indrukken.
OK
De akoestische alarmmeldingen worden uitgeschakeld.
1
2
#0
7
H
S
2
6
A1
O
2
20.9
bij
niet
1
ARCL-0144
5
H
S
2
4
A1
Dräger X-zone 5500
3
2
ppm
4
1
Vol%
0
ALL
5
04533112.eps
ppm
ARCM
2
0009
ALL
3
04633112.eps