• Om de maximale hoeveelheid etenswa-
ren op te slaan in het vriesvak van uw
koelkast kunt u de bovenste laden verwij-
deren en de etenswaren op het rooster/
glazen rek plaatsen.
• Zorg ervoor dat de etenswaren niet in
contact komen met de hieronder be-
schreven temperatuursensor van het
koelvak.
• Als ze in contact komen met de sensor
kan het energieverbruik van het apparaat
stijgen
• Etenswaren moeten worden bewaard op
de laden in het koelvak om energie te be-
sparen en etenswaren in betere omstan-
digheden te beschermen.
• Pakketten met etenswaren mogen niet in
direct contact staan met de temperatuur-
sensor in het vriesvak.
5.2 Eerste gebruik
Voor u de koelkast in gebruik neemt, moet
u ervoor zorgen dat u de nodige voorberei-
dingen treft in overeenstemming met de in-
structies vermeld in de "Veiligheids- en om-
gevingsinstructies" en "Installatie" secties.
• Schakel het product in zonder etenswa-
ren en laat het werken gedurende 6 uur.
Open de deur niet tenzij absoluut noodza-
kelijk.
• De temperatuurwijzigingen die worden
veroorzaakt door het openen en sluiten
van de deur tijdens het gebruik van het
product zullen in normale omstandighe-
6 De bediening van he product
Lees eerst het hoofdstuk "Veilig-
heidsinstructies"!
den resulteren in de vorming van conden-
satie op de deur/laden en het glas dat in
het product wordt geplaatst.
Een geluidssignaal weerklinkt wan-
neer de compressor wordt inge-
schakeld. Het is normaal dat het
product lawaai maakt, zelfs als de
compressor is ingeschakeld, aan-
gezien vloeistof en gas kan worden
samengedrukt in het koelsysteem.
Het is normaal dat de voorzijden
van de koelkast warm zijn. Deze zo-
nes zijn ontworpen om op te war-
men en condensatie te vermijden.
In sommige modellen schakelt het
indicatorpaneel automatisch uit 1
minuten nadat de deur sluit. Ze
wordt opnieuw ingeschakeld wan-
neer de deur geopend wordt of een
toets ingedrukt wordt.
5.3 Klimaatklasse en definities
Raadpleeg de klimaatklasse op het type-
plaatje van uw apparaat. Eén van de onder-
staande situaties is van toepassing op uw
apparaat naargelang de klimaatklasse."
• SN: Lange termijn gematigd klimaat: Dit
koelapparaat is ontworpen voor gebruik
bij een omgevingstemperatuur tussen 10
°C en 32 °C.
• N: Gematigd klimaat: Dit koelapparaat is
ontworpen voor gebruik bij een omge-
vingstemperatuur tussen 16°C en 32 °C.
• ST: Subtropisch klimaat: Dit koelappa-
raat is ontworpen voor gebruik bij een
omgevingstemperatuur tussen 16°C en
38°C.
• Tel.: Tropisch klimaat: Dit koelapparaat
is ontworpen voor gebruik bij een omge-
vingstemperatuur tussen 16°C en 43°C.
NL / 77
PL
ES
NL