Bediening van de ventilator
Afbeelding 4
a = draaiknop / schaal voor het ventilatorvermogen (1 – 5)
b = draaischakelaar / schaal voor de gebruiksmodi
A
Automatisch – De elektronica regelt het nood-
zakelijke ventilatorvermogen en
begrenst het toerental tot de op de
draaiknop ingestelde waarde.
0
UIT
– Ventilator uitschakelen.
M Handmatig
– Ventilatorvermogen instellen.
Boosterstand – Ventilatorvermogen op de hoogste
waarde instellen (voor een maxima-
le luchtvolumestroom).
Verlichting
De verlichting (optioneel) voor de bedieningselementen
wordt door middel van een naderingsschakelaar geactiveerd.
Daarvoor van bovenaf het deksel in het midden aanraken.
Daardoor wordt de verlichting gedurende circa 20 seconden
ingeschakeld.
Afbeelding 5
Telkens na het inschakelen van de 12 V-voedingsspan-
ning wordt de elektronica van de sensor van de verlich-
ting opnieuw gekalibreerd. Dit kan enkele seconden duren.
Tijdens het kalibreren het deksel niet aanraken.
Ruimtethermostaat
Een gemiddelde binnentemperatuur van ca. 22 °C wordt zon-
der werkende ventilator met een thermostaatinstelling van
ca. 3 bereikt. Wij adviseren het gebruik met ventilator en een
thermostaatinstelling van ca. 4 voor een behaaglijke verdeling
van de warme lucht en ter vermindering van condensatie op
koude oppervlakken.
De exacte thermostaatinstelling moet afhankelijk van het ty-
pe voertuig en de individuele behoefte aan warmte worden
bepaald.
De thermostaatsensor bevindt zich onder aan de verwar-
ming. Let op dat een koude luchtstroom door koelkast-
ventilaties en deurspleten enz. of een hoogpolig tapijt de ther-
mostaat ongunstig beïnvloeden. Dergelijke storingsbronnen
dienen in elk geval te worden verholpen, omdat anders geen
bevredigende temperatuurregeling is gewaarborgd.
a
2
1
b
3
A
O
M
4
5
Uitschakelen
Zet de bedieningsknop van de verwarming op „0" (de ontste-
kingsautomaat wordt daarmee gelijktijdig uitgeschakeld).
Schakel de ventilator uit (draaischakelaar op „0" zetten).
Wordt het toestel gedurende langere tijd niet gebruikt, sluit
dan de gasfles en de snelsluitkraan in de gastoevoerleiding.
Onderhoud
Mogelijk gevaar voor brandwonden bij contact met de
hete verwarming! Schoonmaken alleen bij uitgeschakel-
de en koude verwarming.
Ondanks een zorgvuldige productie kan de verwarming
scherpe delen hebben. Daarom bij onderhouds- en rei-
nigingswerkzaamheden altijd beschermende handschoenen
gebruiken!
Statische elektriciteit kan tot schade aan de elektronica
leiden! Alvorens de elektronica aan te raken zorgen
voor potentiaalvereffening.
Schoonmaken van de verwarming
– Het opgehoopte stof op de warmtewisselaar, bodemplaat
en schoepenwiel van de Truma warmeluchtinstallatie moet
ten minste eenmaal per jaar worden verwijderd. Maak het
schoepenwiel voorzichtig met een kwast of een kleine bor-
stel schoon.
– Controleer na een langere gebruiksduur de warmtewisse-
laar op vuilafzettingen en maak hem zo nodig schoon.
Het gebruik van chloorhoudende producten op en in
het toestel is verboden.
Ommanteling verwijderen
Mogelijk gevaar voor brandwonden bij contact met
de hete verwarming! De ommanteling alleen bij
uitgeschakelde en afgekoelde verwarming verwijderen.
Door de twee sluitlippen (1) tegelijkertijd naar buiten te druk-
ken, wordt de ommanteling ontgrendeld. Deze kan vervolgens
naar voren worden gekanteld en uit de steunen worden getild.
1
Afbeelding 6
7