2.7.2
Vaste installatie of uitval van het net
In geval van het voeden van een vaste installatie (als noodaggregaat voor het opvangen van een storing van het elektriciteitsnet
bijvoorbeeld), moet de elektrische aansluiting van het apparaat door een gediplomeerde en erkende elektromonteur worden
uitgevoerd met inachtneming van de regelgeving die van toepassing is op de plaats van de installatie. De apparaten zijn niet bestemd
om rechtstreeks te worden aangesloten op een installatie (risico op elektrocutie en/of materiële schade).
A - Indien het apparaat niet bij de levering uitgerust is met een geïntegreerde aardlekschakelaar (standaardversie met neutraal
geïsoleerd van de klem voor de aarding van het apparaat):
- Gebruik een bronkeuzeschakelaar.
- De aarding van het apparaat is niet noodzakelijk.
B - Als het apparaat, bij levering, uitgerust is met een geïntegreerde aardlekschakelaar (versie met neutraal alternator aangesloten
op de klem van de aarding van het apparaat – voor gebruik in schema TN of TT):
- Gebruik een bronkeuzeschakelaar.
- Aarden van het apparaat: zet een koperen draad van 10 mm2 vast aan de aardingsklem (A2) van het apparaat en aan een
gegalvaniseerde stalen aardingspaal die 1 meter diep in de grond is geslagen.
2.7.3
Mobiele toepassing
De apparaten zijn gemaakt om stationair te werken. Zij mogen niet op een voertuig of ander mobiel materiaal worden geïnstalleerd
als geen voorafgaand onderzoek naar de verschillende bijzonderheden van de installatie en het gebruik van het van het apparaat
uitgevoerd is. Elk gebruik tijdens de verplaatsing is verboden. Als de aarding niet mogelijk is, verbind dan de aardingsklem van het
apparaat (A2) met de massa van het voertuig.
2.7.4
Aansluiting en keuze van de kabels
Gebruik kabels met een soepele en stevige rubber mantel, conform IEC 60245-4 of gelijkwaardige kabels en zorg dat ze in perfecte
staat zijn. Gebruik per stopcontact maar één elektrisch apparaat van klasse I en sluit het aan met behulp van een kabel die is uitgerust
met een PE-aardleiding (groen/geel); deze aardleiding is niet nodig voor materialen van klasse II. Houd u aan de in deze tabel
voorgeschreven oppervlakken en lengtes bij het installeren of bij het gebruik van elektrische verlengsnoeren.
Type van het apparaat:
Type van het stopcontact van hetapparaat:
Aanbevolen oppervlak van de kabel:
0 tot 50 m
Lengte van de
51 tot 100 m
gebruikte kabel
101 tot 150 m*
*Deze kabellengte is de maximum toegelaten lengte, deze mag niet worden overschreden.
Manier van plaatsen = kabels op kabelgoten of niet geperforeerd paneel / Toegelaten spanningsval = 5% / Meeraderig / Type kabel PVC 70°C
(voorbeeld H07RNF) / Omgevingstemperatuur = 30°C.
2.8
Risico op gehoorverlies
GEVAAR
2.9
Gevaren tijdens het verplaatsen, het gebruik en onderhoudswerkzaamheden
Uit veiligheidsoverwegingen moeten alle werkzaamheden uitgevoerd worden door personeel dat over de benodigde
kwalificaties en het juiste gereedschap beschikt. Het onderhoud moet regelmatig en grondig gebeuren en er mogen
alleen originele onderdelen worden gebruikt. Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen is verplicht.
Te nemen voorzorgen voor de behandeling van olieproducten (brandstof, olie, koelvloeistof):
GEVAAR
Te nemen voorzorgen voor de behandeling van accu's (indien aanwezig):
GEVAAR
1664_NL.docx
10 A
mm²
4
10
10
RISICO OP GEHOORVERLIES
Tijdens de werking van het apparaat is het dragen van passende gehoorbescherming verplicht.
De vloeistoffen die in de apparaten worden gebruikt zijn gevaarlijke producten. Houd u aan de
plaatselijk geldende wetgeving betreffende de behandeling van olieproducten.
VERGIFTIGINGSGEVAAR
Niet inademen of inslikken, ieder langdurig of herhaald contact met de huid vermijden. Draag
persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle werkzaamheden aan het apparaat (handschoenen,
schoenen, bril, aangepaste kleding). Wanneer olieproducten gedurende enkele uren worden
blootgesteld aan hogere temperaturen (bijvoorbeeld in een jerrycan of in een stroomaggregaat in een
voertuig dat is geparkeerd in de zon), kunnen er schadelijke dampen vrijkomen die kunnen leiden tot
vergiftiging of misselijkheid.
GEVAAR VAN BRAND OF EXPLOSIE
Vul met vloeistoffen als de motor koud is en het apparaat is gestopt. Tijdens het vullen met vloeistoffen
is het verboden om dichtbij te komen met een vlam of vonken te veroorzaken, te roken of te
telefoneren. Sluit na het vullen altijd zorgvuldig de dop. Veeg alle sporen van vloeistoffen weg met een
schone doek en wacht tot de dampen zijn verdwenen voordat u het apparaat start.
GEVAAR VAN VERGIFTIGING OF EXPLOSIE
Volg de voorschriften van de fabrikant van de accu. Gebruik uitsluitend geïsoleerde gereedschappen.
Kom niet dichtbij met een vlam of open vuur. Ventileer voldoende tijdens het opladen.
Enkelfasig
16 A
AWG
mm²
AWG
mm²
10
6
9
7
10
7
7
16
5
59/270
Driefasig
32 A
10 A
AWG
mm²
AWG
10
7
1,5
14
25
3
2,5
12
35
2
4
10
16 A
mm²
AWG
2,5
12
4
10
6
9
2021-07-01