nld
2.4 Het opwarmen van het stomplasapparaat
Zodra de aansluitkabel van het stomplasapparaat op het net wordt aange-
sloten, begint het zich op te warmen. Het rode netkontrolelampje (5) en
het groene temperatuur-kontrolelampie (6) gaan branden. Het apparaat
heeft circa 10 minuten nodig om op te warmen. Wanneer de ingestelde
temperatuur bereikt is, schakelt de in het apparaat ingebouwde tempe-
ratuurregelaar (thermostaat) de stroomtoevoer naar het verwarmings-
element af. Het rode net-kontrolelampje brandt verder. Het groene tem-
peratuur-kontrolelampje knippert en laat daarmee zien dat de stroom-
toevoer kontinu in-en uitgeschakeld wordt. Na een verdere wachttijd van
10 minuten (DVS 2207 deel 1) kan het lassen beginnen.
2.5. Keuze van de lastemperatuur
De temperatuur van het stomplasapparaat is ingesteld op de middelste
lastemperatuur voor PE-HD (210°C). Afhankelijk van het buismateriaal,
en ook de buiswanddikte kan het noodzakelijk zijn deze lastemperatuur
te korrigeren. Met betrekking tot dit verwijzen wij u naar de informatie
van de fabrikant van kunststofbuis- resp. hulpstukken. Fig. 3 laat hierom-
trent een richtwaardekurve zien voor de verwarmingselementtempera-
turen afhankelijk van de buiswanddikten. In het algemeen geldt, dat bij
kleinere wanddikten naar de bovenste en bij grotere wanddikten naar
de onderste temperatuur gestreefd moet worden. (DVS 2207 Teil 1).
Bovendien kunnen omgevingsinvloeden (zomer/winter) korrekties van
de temperatuur noodzakelijk maken. Daarom zou de temperatuur van
het verwarmingselement bijvoorbeeld met een elektrische oppervlakte-
temperatuur-meetapparaat gekontroleerd moeten worden. Indien nodig
kan de temperatuur door draaien aan de temperatuur-stelschroef (7)
gekorrigeerd worden. Als de temperatuur versteld wordt, moet men erop
letten dat het verwarmingselement pas 10 minuten na het bereiken van
de gewenste temperatuur ingezet mag worden.
3. Werking
3.1. Werkmethodiek
Bij het stomplassen worden de verbindingsvlakken van de te lassen delen
onder druk tegen het verwarmingselement geplaatst, vervolgens met
gereduceerde druk op lastemperatuur verwarmd en na het verwijderen
van het verwarmingselement onder druk samengevoegd. (Fig. 4).
3.2. Voorbereidingen voor lassen
Indien buiten gewerkt wordt, dan moet vastgesteld worden of het lassen
niet door ongunstige omgevingsinvloeden nadelig beïnvloed wordt. Bij
slecht weer of bij veel zon moet de lasplaats afgedekt worden, zonodig
moet een lastent opgezet worden. Om ongekontroleerde afkoeling van
het lasgedeelte door tocht te vermijden, moeten aan overstaande zijden
van de te lassen vlakken de buiseinden dichtgemaakt worden. Niet ronde
buiseinden moeten voor het lassen b.v. door het voorzichtig verwarmen
met een warmluchtapparaat gericht worden. Alleen buizen, resp. buizen
en hulpstukken van hetzelfde materiaal en dezelfde wanddikte lassen.
3.3. Bewerken van de buiseinden
Direkt voor het lassen moeten de te lassen buiseinden bewerkt worden.
De buiseinden moeten haaks en vlak afgesneden zijn. Dit gebeurt met
de pijpsnijders REMS RAS (zie 1.1.) Eventueel moeten de te lassen
vlakken met een mes of een schraper schoongemaakt worden.De vlak-
teparalleliteit van de te lassen delen mag niet boven de in Fig. 5 aan-
gegeven spleetbreedte uitkomen, het uitsteken aan de buitenkant van
de buis mag maximaal 10 % van de wanddikte bedragen. De te bewerken
lasvlakken mogen voor het lassen niet meer aangeraakt worden.
3.4. Werkvolgorde bij stomplassen
Bij het stomplassen worden de voegvlakken door een verwarmings-
element op lastemperatuur verwarmd en na het verwijderen van het ver-
warmingselement onder druk gelast. Voor iedere las moet de tempera-
tuur van het verwarmingselement ter hoogte van het werkbereik van het
verwarmingselement gekontroleerd worden. Zonodig dient men de tem-
peratuur van het verwarmingselement, zoals in 2.5. beschreven , te kor-
rigeren. Bovendien moet voor iedere las het verwarmingselement met
een niet-pluizend stuk papier of doek en spiritus of technisch alcohol
gereinigd worden. In het bijzonder mogen er geen kunststofresten op
de coating blijven plakken. Tijdens het reinigen van het verwarmings-
element moet er beslist op gelet worden, dat de anti-adhesieve coating
van het verwarmingselement niet door gebruik van gereedschappen
beschadigd wordt.
De werkvolgorde wordt in Fig. 6 afgebeeld.
3.4.1. Assimilatie
Bij het assimileren worden de te lassen voegvlakken zolang tegen het
verwarmingselement gedrukt tot zich een ril gevormd heeft. Tijdens het
opwarmen is b.v. voor PE een opwarmdruk nodig van 0,15 N/mm² (DVS
2207 Teil 1).
In overeenkomstig met de verschillende buisdiameters en met de ver-
schillende buiswanddikten, afhankelijk van het noodzakelijke drukni-
veau, moet de drukkracht berekend worden, die tegen de voegvlakken
aangezet behoort te worden om deze assimilatiedruk van 0,15 N/mm²
te bereiken. De drukracht F wordt berekend uit het produkt van de assi-
milatiedruk p en de buisoppervlakte A (F = p · A), d.w.z. de buisvlakken
moeten met een evenredig grotere drukkracht samengedrukt worden
des te groter de buisvlakken zelf zijn. Als voorbeeld een buis Ø 110 mm,
PN 3,2 (s = 3,5 mm) geeft een buisoppervlakte van 1170 mm² en daarmee
een noodzakelijke drukkracht van F = 0,15 N/mm² 1170 mm² =
175 N. Uit tabel Fig. 7 kan de waarde van de noodzakelijke drukkracht
afgeleid worden, waarmee de buiseinden samengedrukt moeten worden.
Bij grotere buisdiameters moet een daarvoor geschikt lassysteem gebruikt
worden. De assimilatie is voorbij, indien er zich rondom de gehele buis
een ril gevormd heeft, die minimaal de in fig. 8, vakje 2, aangegeven
hoogte bereikt heeft.
3.4.2. Doorwarmen
Voor het doorwarmen wordt de druk tot bijna nul teruggebracht. De door-
warmtijd wordt in Fig. 8, vakje 3 aangegeven. Tijdens het doorwarmen
dringt de warmte in de te lassen voegvlakken en brengt deze op lastem-
peratuur.
3.4.3. Omschakelen
Na het doorwarmen moeten de voegvlakken vrijgemaakt worden van
het verwarmingselement en moet het verwarmingselement weggenomen
worden, zonder de opgewarmde voegvlakken hierbij aan te raken. De
lasvlakken moeten daarna snel c.q direkt voor het voegen tegen elkaar
gebracht worden. De omschakeltijd mag niet boven de in Fig.8, vakje
4, aangegeven tijden uitkomen, omdat anders de lasvlakken onto-
elaatbaar afkoelen.
3.4.4. Lassen
De lasvlakken moeten met een snelheid van bijna nul in kontakt met
elkaar komen. De lasdruk moet gelijkmatig stijgend tot 0,15 N/mm² opge-
voerd worden en dient tijdens de afkoeltijd Fig.8, vakje 5 gehandhaafd
te worden. Uit tabel Fig.7 kunnen de op te voeren lasdrukken afgeleid
worden. Bij grotere buisdiameters moet een daarvoor geschikt lassy-
steem gebruikt worden. Na het voegen moet over de gehele omtrek een
gelijkmatige dubbele ril waar te nemen zijn. De vorming van de ril geeft
een eerste indruk van de gelijkmatigheid van de las. De maat K van de
ril moet altijd groter zijn dan 0, d.w.z. de ril moet overal rondom de buis
boven de buisdiameter uitsteken.
De lasnaad zonder beïnvloeding laten afkoelen! Het afkoelingproces
niet versnellen door water, koude lucht of anderzijds! Voor belastbaar-
heid zie informatie van de buis en hulpstukkenfabrikant!
4. Service
Bij service en reparatiewerkzaamheden trek de stekker uit het kontakt! Deze
werkzaamheden mogen alleen door vakkundig personeel en hiervoor opge-
leide personen uitgevoerd worden.
4.1. Onderhoud
De REMS SSG-apparaten zijn volledig onderhoudsvrij.
4.2. Inspectie/service
De anti-adhesieve coating van het verwarmingselement moet voor iedere
las met een stuk niet pluizend papier of doek en spiritus of technisch
alcohol gereinigd worden. De op het verwarmingselement klevende
delen moeten direkt met een niet pluizend papier of doek en spiritus of
technisch alcohol verwijderd worden. Daarbij moet absoluut opgelet
worden, dat de anti-adhesieve coating van het verwarmingelement niet
door gebruik van gereedschappen beschadigd wordt.
nld