Na
afloop
van
oplaadproces
elektronische
batterijlader,
geeft de batterij niet de juiste
spanning (circa 2,14V per leeg
element)
en
blijkt
gelijkmatig geladen tijdens de
test met densimeter
Na
afloop
van
oplaadproces
elektronische
batterijlader,
geeft de batterij niet de juiste
spanning (circa 2,14V per leeg
element) en slechts een of
enkele
elementen
ontladen tijdens de test met
densimeter
De elektrolyt in de batterij is
troebel van kleur
het
• de batterij is niet op de
batterijlader aangesloten
met
niet
•
de
stopcontact
aangesloten zijn niet onderling
compatibel
• de batterijlader is niet correct
geïnstalleerd
• de batterijlader werkt niet
• een of meer elementen zijn
het
beschadigd
met
blijken
• de batterij is aan het eind van
de door de fabrikant opgegeven
laad-/ontlaadcycli
• de batterij is met een te hoge
stroom opgeladen
• de batterij is boven de door de
fabrikant
opgeladen
batterijlader
en
het
waarop
hij
aangegeven
limiet
• sluit de batterijlader op de
connector van de batterij aan
• controleer of de kenmerken
is
van
de
stroomvoorziening
aangegeven
serienummerplaat
batterijlader conform die van
het elektriciteitsnet zijn
• controleer, met het oog op
de effectieve spanning die bij
het stopcontact beschikbaar
is, of de aansluitingen van de
primaire wikkeling van de
transformator
batterijlader
(raadpleeg
handleiding
batterijlader)
• controleer of er spanning bij
de batterijlader aankomt, of
eventuele
zekeringen
onderbroken zijn en of er
stroom
bij
arriveert; probeer ook met
een andere gelijkrichter te
laden: als de batterijlader
werkelijk niet werkt, zich tot
de
Technische
wenden onder opgave van
het
serienummer
batterijlader
• vervang, indien mogelijk, de
beschadigde elementen.
Bij
6V
monoblokbatterijen,
gehele batterij vervangen
• vervang de batterij
• vervang de batterij
• vervang de batterij
op
de
van
de
in
de
correct
zijn
hiervoor
de
van
de
niet
de
batterij
Service
van
de
of
12V
de