4. BEDIENING
4.1 IN- EN UITSCHAKELEN
1 Inschakelen
Druk op '
' (START/STOP). Het inbedrijflampje gaat
branden en het apparaat wordt ingeschakeld.
4.2 BASISBEDIENING
1 Optie selecteren
Wanneer u op ' 'of '' drukt, springt het pictogram '
naar de volgende optie in deze volgorde: 'MODE', 'SPEED',
'SWING' en 'TEMP'.
4.3 BEDRIJFSMODUS SELECTEREN
1 Druk op '' of '' en selecteer 'MODE'
2 Druk op '' of '' om door de modi te bladeren, in de
onderstaande volgorde.
AUTO
HEAT
DRY
4.4
KAMERTEMPERATUUR INSTELLEN
1 Druk op '' of '' en selecteer 'TEMP'.
'
COOL
FAN
- 214 -
2 Uitschakelen
Druk nogmaals op de knop '
inbedrijflampje gaat uit en het apparaat wordt uitgeschakeld.
2 Instelling wijzigen
Wanneer de gewenste optie ('MODE', 'SPEED', 'SWING' of
'TEMP') is geselecteerd, drukt u op '' of ''. De instelling
wordt gewijzigd.
3 MODE-functies
• AUTO (Automatisch)
Het apparaat schakelt automatisch over naar koelen of
verwarmen, afhankelijk van de huidige kamertemperatuur.
De bedrijfsmodus verandert echter niet wanneer de
binnenunit is aangesloten op een buitenunit van het
multitype.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 °C en 32 °C.
• HEAT (Verwarmen)
Verhoogt de kamertemperatuur.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 °C en 32 °C.
• DRY (Drogen)
Vermindert de vochtigheid in het vertrek.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 °C en 32 °C.
• COOL (Koelen)
Verlaagt de kamertemperatuur.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 °C en 32 °C.
• FAN (Ventilator)
Laat de lucht in het vertrek circuleren.
2 Druk op '' om de temperatuur met 1 °C te verhogen
(max 32 °C).
Druk op '' om de temperatuur met 1 °C te verlagen
(min. 16 °C).
Als u de knop ingedrukt houdt, verandert de waarde sneller.
' (START/STOP). Het