8. Elektrische werkzaamheden
A
B
Fig. 8-1
F
E
G
D
Fig. 8-3
A
Elektrische afdekking
B
Rubber bus
C
Bedrading
D
Printplaat
E
Klemmenblok: TB5
F
Klemmenblok: TB2B <Naar buitenunit>
G
Klemmenblok: TB3A-TB3E
<naar indoorunit>
H
Aarding <naar buitenunit>
Fig. 8-5
1,5 m of minder
B
48
Fig. 8-2
P
Q
R
H~O
Fig. 8-4
J
Aarding <voor TB3A>
K
Aarding <voor TB3B>
L
Aarding <voor TB3D>
M
Aarding <voor TB3C>
N
Aarding <voor TB3E>
O
Aarding <Naar andere aftakdoos>
P
Kabelklem <For TB2B>
Q
Kabelklem <For TB3A-TB3E>
R
Kabelklem <For TB5>
C
A
D
Fig. 8-6
Steun
Fig. 8-7
► Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden met elektriciteit
C
Waarschuwing:
• Gebruik altijd speciale circuits met stroomonderbrekers van de aange-
geven spanning.
Voedingscircuits van onvoldoende capaciteit en slecht vakmanschap bij
installatie kunnen leiden tot elektrische schokken of brand.
Voorzichtig:
• Zorg voor goede aarding. Aard de unit niet op een pijp van de openbare voorz-
B
ieningen, op bliksemafl eidingen of op de aarding van telefooninstallaties.
Onvolledige aarding kan leiden tot elektrische schokken. Hoge
stromen door blikseminslag of andere bronnen kunnen schade aan de
airconditioner tot gevolg hebben.
• Gebruik de aangegeven elektrische kabels en sluit deze op de juiste wijze
aan, en zie erop toe dat er geen spanning op staat.
Het niet opvolgen van deze voorschriften kan leiden tot draadbreuk,
warmteontwikkeling of brand.
► Voordat u de aftakdoos inschakelt, moet u de schakelaars instellen.
► Om de voeding in te schakelen, schakelt u de aftakdoos en dan de
buitenunit in deze volgorde in.
(In het geval voedingen voor de aftakdoos en de buitenunit gescheiden zijn)
► De kabels tussen de aftakdoos en de buitenunit en tussen de aftakdoos
en de binnenunits dienen zowel voor voeding als voor signalen. Sluit de
kabels aan volgens de nummers op de aansluitblokken, zodat correcte
polariteit wordt verzekerd.
► Sluit de juiste koelpijpen en de juiste elektrische kabels aan op elke binnenunit.
Verkeerd aangesloten kabels verhinderen de juiste werking van de unit.
► Sluit koelpijpen en aansluitkabels op de juiste aansluitingen aan. Deze
zijn voorzien van letters (bijvoorbeeld A, B, C, D, E) op deze unit.
► Bevestig elke aardingsleiding apart met een aardingsschroef.
► Om te voorkomen dat kabels in het plafond door ratten, enz. kunnen
worden aangevreten, dienen deze in buizen te worden ondergebracht.
1. Verwijder de schroeven in de afdekkap. (Fig. 8-1)
2. Stop de draden in de aftakdoos en bevestig elke draad op zijn plaats met
een draadklem.
3. Voer de kabels in in de aftakdoos. (Fig. 8-8)
4. Stel dipswitch in. (Zie 8.3)
5. Plaats de elektrische afdekking terug.
8.1. Kabelbuizen gebruiken (Fig. 8-5,6,7)
Breng de horizontale kap weer aan als de buis op zijn plaats is aangebracht.
A Kap
B Kabelbuis
C Ring
D Moer
Er kan kabelbuis van maximaal 1" buitendiamater worden gebruikt.
(1) Bij gebruik van kabelbuis van 1", dient u de bus te verwijderen en aan de aftak-
B
doos te bevestigen. Verwijder de horizontale kap bij het aanbrengen op de
*
aftakdoos.
(2) Indien u kabelbuis van 3/4" of kleiner gebruikt, keept u de bus in en voert u de
kabelbuis ongeveer 100 mm in de aftakdoos.
* Breng de horizontale afdekkap weer aan als de kabelgoot op zijn plaats is
aangebracht.
Voorzichtig:
Om overmatige belasting op de aftakdoos te voorkomen, moet u de elektric-
iteitsleidingen
B
ondersteunen met een of meer steunen op 1,5 m of minder
van de aftakdoos. Raadpleeg Fig. 8-7 als voorbeeld.