3.6 POMPCURVE
3.7 OVERZICHT
Zie pagina 47.
3.8 AFMETINGEN
Zie pagina 8.
4. INSTALLATIE
4.1 VOORBEREIDINGEN
• De kenmerken genoemd op het typeplaatje worden vergeleken met
de kenmerken op de bestelling en de installatie (voltage, frequentie).
• De plaats van installatie moet een goed geventileerde, droge en
vorstvrije ruimte zijn.
• De installatieruimte moet voldoende verlicht zijn.
• Het werk is voorbereid aan de hand van de afmetingen aangegeven
in de voorbeeldinstallatie en de EN 12056-4 norm.
• De machineruimte waar de Sanicubic GR wordt geïnstalleerd moet
groot genoeg zijn om 600 mm ruimte over te houden rondom en bo-
ven het apparaat, om onderhoud uit te kunnen voeren. De hoogte van
de ruimte moet ongeveer 2 tot 2,5 m zijn.
• Het alarmsignaal is altijd zichtbaar voor de gebruiker (indien nodig
kan er een externe alarmschakelaar gebruikt worden).
• In geval van afvoer van vet afvalwater is het gebruik van een vet
afscheidende tank essentieel.
• Afvalwater anders dan hierboven genoemd, zoals van artisanale
oorsprong mag niet worden afgevoerd door de buizen zonder van
tevoren te zijn verwerkt.
• De basis van de installatieruimte moet worden ontworpen op basis
van de mogelijke belastingen die optreden, afhankelijk van de grootte
van de installatie.
• In de vaak lager gelegen gebieden verzamelt grondwater of per-
colaat zich vaak. Daarom moet in een hoek van de ruimte een kleine
schacht aanwezig zijn waar deze vloeistoffen zich kunnen verzamelen
en kunnen worden afgevoerd met een kelderafvoerpomp.
4.2 VOORBEREIDING
• Een plafondhaak boven de plaats van installatie van de opvoerin-
stallatie vergemakkelijkt de montage evenals eventuele onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden aan de pomp.
• Alvorens met de montage te beginnen, moeten alle constructie- en
pijpafmetingen worden gecontroleerd en vergeleken met de afmetin-
gen van het systeem. Het is vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat
de altijd dalende toevoerleiding niet lager is dan de inlaathoogte van
het verzamelreservoir.
• Installeer het pompstation op de lege vloer en zet deze waterpas
met behulp van een waterpas.
• Maak het apparaat vast aan de grond met behulp van de meegele-
verde montagekit om te voorkomen dat het pompstation gaat drijven.
4.3 HYDRAULISCHE AANSLUITING
LET OP
Het pompstation mag niet worden gebruikt als contro-
lepunt voor buizen.
Ondersteun de buizen stroomopwaarts vanaf het
pompstation. Maak aansluitingen zonder blokkades.
Gebruik geschikte middelen om de thermische uitzet-
ting van de buizen te compenseren.
4.3.1 Inlaat
BELANGRIJK
Het is aanbevolen om terugslag- en afsluitventielen te monteren op
de toevoerbuizen. Deze moeten zo gemonteerd worden dat ze het
demonteren van het pompstation niet hinderen.
OPMERKING
Alle buisaansluitingen dienen de overdracht van geluid te voorko-
men en flexibel te zijn.
Het buizensysteem is ondersteund.
1. Kies de te gebruiken aansluitingsopeningen.
Respecteer een minimumhelling van 3% op de inlaatleidingen om een
goede doorstroming van het water naar de installatie te verzekeren.
2. Om de toeloopleiding aan te sluiten, moet het deksel afgezaagd
worden van de benodigde toeloopsteun. De toeloopleiding wordt dan
op de steun gestoken. De achterste toeloop van de dubbele opvoe-
rinstallatie moet met een gatzaag of mes geopend worden en mag in
geen geval met een hamer ingeslagen worden!
3. Steek vervolgens de toevoerleiding in de opening.
BELANGRIJK
Gebruik bij voorkeur de bovenste inlaat.
Als het niet mogelijk is de bovenste inlaat te gebruiken, gebruik dan
de achterste inlaat die zich op 250 mm van de vloer bevindt.
In laatste instantie is aansluiting op de zij-inlaten op 180 mm van de
vloer mogelijk onder de strikte voorwaarde dat de volgende maatre-
gelen in acht worden genomen:
1. De beide zijdelingse toevoeren met een hoogte van 180 mm zijn
onmiddelijk na de opvoerinstallatie op 250 mm hoogte boven op-
stelniveau te leiden: hetzij door de vloer onder het pompstation te
laten zakken (afb. A), hetzij door de vloer onder de aangesloten
sanitaire installatie te verhogen (afb. B).
Afb A:
Afb B:
2. Verander de as van de pijp zo dicht mogelijk bij het pompstation.
OPMERKING
Het is van het grootste belang dat de niveausensor juist is ingesteld,
zodat het pomphuis volledig gevuld is om onmiddellijk te kunnen
pompen. Zie 5.2.
LET OP
Onvoldoende gevuld pomphuis.
Gevaar van ont-priming!
Gebruik bij voorkeur de bovenste inlaat.
OPMERKING
Het gebruik van inlaten lager dan de 250 mm inlaat kan leiden tot
vuilafzetting in de inlaatleidingen en in het uiterste geval tot verstop-
ping van de leiding. Daarom moet waar mogelijk de hogere inlaat
worden gebruikt.
4.3.2 Afvoer
LET OP
Onjuiste montage van de afvoerbuis.
Lekken en onder water lopen van de installatieruime!
Het pompstation mag niet worden gebruikt als contro-
lepunt voor buizen.
Sluit geen andere afvoerbuizen aan op de afvoerbuis.
Installeer om het risico van terugstroom van water van de riolering
te voorkomen de afvoerbuis in een bocht zodat de basis zich op het
43
NL
250 mm
250 mm