De Werkstukken Monteren - DeWalt DCW682 Traducido De Las Instrucciones Originales

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 44
Lamellenverbindingen maken (Afb. L–O)

WAARSCHUWING: Maak altijd een proefzaagsnede
in een stuk afvalhout zodat u de invalzaagdiepte kunt
controleren. Voer, zo nodig, een fijnafstelling uit, zoals
beschreven in Montage & Afstellingen.
Er kunnen diverse technieken worden gebruikt voor het
maken van sterke en nauwkeurige lamelverbindingen. In
deze handleiding worden de belangrijkste technieken nader
besproken (Afb. L).
De grootte van de lamel selecteren (Afb. M)
De drie formaten van lamellen zijn 0, 10 en 20. Normaal gebruikt
u de grootste lamel die in het werkstuk past.
Nadat u de grootte van de te gebruiken lamel hebt
geselecteerd, past u de invalzaagdiepte daaraan aan, zoals
wordt beschreven in Afstelling Invalzaagdiepte.
De lamellen plaatsen (Afb. N1–N4)
Bij randverbindingen moeten lamellen gewoonlijk om de
15–25 cm worden geplaatst. De buitenste lamellen moeten op
5–7,5 cm van de uiteinden van het werkstuk worden geplaatst
(Afb. N1).
Bij het verbinden van smalle werkstukken zoals schilderijlijstjes,
zullen misschien zelfs de kleinste lamellen te groot zijn voor de
verbinding. Als dat het geval is, moet de uittekende punt van de
lamel worden afgekort nadat de verbinding is gelijmd (Afb. N2).
Bij het samenvoegen van werkstukken dikker dan ongev. 2,5
cm, kunnen lamellen twee aan twee worden gebruikt zodat een
grotere sterkte ontstaat (Afb. N3).
Plaats, als u de stukken die bij elkaar horen, wilt markeren, deze
stukken eerst zoals zij zullen worden samengevoegd. Teken met
een rechte haak de markeerlijn over de stukken heen (Afb. N4).
Sleuven voor lamellen frezen (Afb. O)
1. Pas de instellingen van het gereedschap aan, zoals
hierboven wordt beschreven.
2. Zet de middenmarkering op de grondplaat van
het gereedschap tegenover de markeerlijn, zoals
wordt getoond.
3. Schakel het gereedschap in en de wacht even tot de frees
volledig op snelheid is.
4. Duw de langsgeleiding stevig tegen het werkstuk en laat de
frees de sleuf zagen tot de stop wordt bereikt.
5. Laat het gereedschap het zaagblad uit het
werkstuk terugtrekken.
6. Schakel het gereedschap uit.

De werkstukken monteren

1. Probeer de werkstukken samen te voegen zodat u kunt
controleren dat de voegen goed passen.
2. Verspreid een geschikte lijm in de lamelsleuf en over het
tegenover liggende oppervlak van de voeg.
3. Steek de lamellen in de sleuven, let er daarbij op dat zij in
contact komen met de lijm.
4. Voeg de werkstukken samen en klem ze vast totdat de lijn
is gedroogd.
Rand‑op‑randvoegen (Afb. P1, P2)
1. Plaats de werkstukken op een vlak oppervlak zoals zij
moeten worden samengevoegd.
2. Markeer de middelpunten van de lamellen. De lamellen
moeten worden geplaatst om de 15–25 cm; de buitenste
lamellen moeten op 5–7,5 cm worden geplaatst van de
uiteinden van het werkstuk (Afb. P1).
3. Stel de langsgeleiding in op 90 °.
4. Stel de hoogteafstelling zo in dat de lamel zich in het
midden van het werkstuk bevindt.
5. Pas de andere instellingen van het gereedschap aan, zoals
hierboven wordt beschreven.
6. Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven
(Afb. P2).
Lijsten samenvoegen (Afb. Q1–Q3)
1. Plaats de werkstukken op een vlak oppervlak zoals zij
moeten worden samengevoegd (Afb. Q1, Q2).
2. Selecteer de juiste lamelgrootte.
3. Markeer de middelpunten van de lamellen.
4. Pas de instellingen van het gereedschap aan, zoals
hierboven wordt beschreven.
5. Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven
(Afb. Q3).
Hoeken samenvoegen (Afb. R1, R2)
1. Leg de werkstukken neer zoals zij moeten worden
samengevoegd (Afb. R1).
2. Selecteer de juiste lamelgrootte.
3. Markeer de middelpunten van de lamellen.
4. Klem voor de zaagsnede het werkstuk vast en lijn het
gereedschap uit, zoals wordt getoond (Afb. R2)
5. Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven.
Verspringende voegen (Afb. S)
Ga als volgt te werk als u werkstukken van verschillende dikte
samenvoegt:
1. Leg de werkstukken neer zoals zij moeten
worden samengevoegd.
2. Selecteer de juiste lamelgrootte.
3. Markeer de middelpunten van de lamellen.
4. Selecteer het werkstuk dat moet terugvallen.
5. Stel de hoogteafstelling zo in dat de lamel zich in het
midden van het werkstuk bevindt.
6. Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven.
7. Pas de langsgeleiding naar boven aan met de afstand die
gelijk is aan de gewenste verspringing. Lees de instelling af
van de schaalverdeling.
8. Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven.
nEDERLanDs
89
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido