Nederlands
Y
Voor een optimale installatie de aanwijzingen in de paragra-
fen 8.2 en 8.3 respecteren.
Alle drogers dienen voorzien te zijn van een passend voorfilter
dat zo dicht mogelijk bij de inlaat van de droger gemonteerd dient
te worden.
De verkoper is nimmer aansprakelijk of verplicht tot schadever-
goeding voor elke directe of indirecte schade veroorzaakt door
het ontbreken hiervan.
Y
Het voorfilterelement (voor filtering tot 3 micron of lager)
moet minstens eenmaal per jaar worden vervangen of na de
periode die door de fabrikant is aangegeven.
3.2
Werkruimte
Y
Laat rondom de droger de benodigde ruimte vrij voor het
uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.
Laat aan de kant van de condensor een ruimte van minstens 10
cm vrij, zodat de luchtstroom niet gehinderd wordt.
3.3
Aanbevelingen
Om de interne componenten van de droger en de luchtcompres-
sor niet te beschadigen, de machine niet installeren in een ruimte
waar de omgevingslucht verontreinigende stoffen of dampen be-
vat: let dus op zwavel, ammoniak, chloor, en bij installaties in een
zeemilien.
Voor de uitvoeringen met axiale ventilator is de kanalisatie van
de verbruikte lucht afgeraden.
3.4
Elektrische aansluiting
Gebruik een kabel die voldoet aan de lokale wetten en voor-
schriften (zie voor de minimale kabeldoorsnede paragraaf 8.3).
Installeer de thermomagnetische differentieelschakelaar (IDn =
0.3A) bovenstrooms van de installatie met een afstand tussen de
contacten bij een geopende schakelaar ² 3 mm (zie de toepasse-
lijke plaatselijke voorschriften).
De nominale stroom "In" van deze installatieautomaat moet ge-
lijk zijn aan FLA en de D--- curve.
3.5
Aansluiting voor condensafvoer
De droger wordt geleverd met ofwel een vlotterafvoer een geti-
mede afvoer of een elektronische niveaudetecterende afvoer.
All manuals and user guides at all-guides.com
Gebruik de klemmen CN (R1--- S1) (zie paragraaf 8.8) als er een
getimede of elektronische afvoer aanwezig is.
Voor getimede en elektronische afvoeren: zie de aparte handleid-
ing die bij de droger geleverd wordt voor specifieke details over
de condensafvoer.
Y
Maak een aansluiting met het afvoersysteem en vermijd de
aansluiting op een gesloten circuit waarop reeds andere onder
druk staande afvoerlijnen zijn aangesloten. Controleer of de con-
dens op de juiste wijze in het afvoerkanaal wegvloeit. Alle con-
dens moet in overeenstemming met de plaatselijke geldende mi-
lieuvoorschriften worden afgevoerd.
4
Inbedrijfstelling
4.1
Voorafgaande controles
Alvorens de droger te starten nagaan of:
a) de installatie uitgevoerd is volgens de aanwijzingen in hoofd-
stuk 3;
b) de luchtinlaatkleppen gesloten zijn en er geen lucht door de
droger heen stroomt;
c) of de netspanning overeenkomt;
4.2
Opstarten
a) Start eerst het droogtoestel en dan de luchtcompressor met
de hoofdschakelaar (QS); het lampje (groen) dat aangeeft
dat er stroom is gaat branden;
b) nadat er tenminste 5 minuten verstreken zijn, langzaam eerst
de luchtinlaatklep en vervolgens de luchtuitlaatklep openen:
de droger is nu aan het drogen.
4.3
Werking
a) Laat de droger werken zolang de luchtcompressor in werking
is;
b) de droger werkt geheel automatisch, en hoeft niet ter plekke
te worden afgesteld;
c) bij een te grote en onverwachte luchtstroom moet een bypass
worden gebruikt om te voorkomen dat het droogtoestel over-
belast raakt.
SPL040 ---060
4.4
Uitschakelen
a) Stop de droger 2 minuten nadat de luchtcompressor is
gestopt en in ieder geval nadat de luchtstroomtoevoer is
onderbroken;
b) er dient te worden vermeden dat er perslucht in de droger
stroomt wanneer deze niet in werking is;
c) sluit de stroomtoevoer af met de hoofdschakelaar (QS), de
lamp gaat samen met de compressor uit.
5
Controle
11
QS
Hoofdschakelaar
QS
Indicator dauwpunt
11
De indicator van het dauwpunt kent 3 standen:
blauw:
laag dauwpunt
groen:
optimaal dauwpunt
rood:
hoog dauwpunt
30