BEDIENINGS-HANDLEIDING
1.4 - INSTELLING WERKPARAMETERS
De werkparameters kunnen worden uitgedrukt in cijfers of percentages, de instelling ervan kan worden uitgevoerd via het touchscre-
en of met de MMI.
1.4.1 - Regeling touchscreen
Regeling met cijfertoetsenbord
Ga als volgt te werk om de waarde van de parameter in te stellen:
1.
Selecteer de parameter die ingesteld moet worden door hem kort aan te
raken. Zodoende verschijnt het cijfertoetsenbord waarmee de waarde kan
worden ingesteld.
Cijfertoetsenbord
1.1. Weergaveveld van de ingestelde waarde
1.2. Fijninstelling van de parameter
1.3. Wissen van het laatste ingevoerde cijfer
1.4. Invoer van het minteken voor de waarde
1.5. Annuleren van de ingevoerde waarde
1.6. Bevestiging van de ingevoerde waarde
BELANGRIJK
Wanneer er een waarde wordt ingevoerd die buiten het bereik van
de monitor ligt, verschijnt er een foutmelding.
Sluit de foutmelding met de toets 1.
Regeling met de +/- - toetsen
Ga als volgt te werk om de waarde van de parameter in te stellen:
1.
Selecteer de parameter die ingesteld moet worden door de weergavebalk
van de waarde (1) ongeveer drie seconden ingedrukt te houden. Zodoende
verschijnen de toetsen + en - aan de uiteinden van de balk.
2.
Regel de parameter nauwkeurig met behulp van de toetsen + en - (2-3).
De parameter kan snel worden geregeld met behulp van de cursor op de
balk (4).
Afb. 8
Afb. 9
Afb. 10
1-5