WAARSCHUWING
EXPLOSIEGEVAAR. Modellen met onderdelen
van aluminium, die aan de te verpompen vloeistof worden blootge-
steld, mogen niet met 1,1,1-trichloorethaan, methyleenchloride of an-
dere gehalogeneerde koolwaterstof oplosmiddelen worden gebruikt,
die daarmee kunnen reageren en exploderen.
Controleer, bij gebruik van dit type oplosmiddelen, of deze chemisch
overeenkomen met het materiaal van de delen van de pomp die met
de vloeistof in aanraking komen.
ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEIDSINFORMATIE
WAARSCHUWING
OVERMATIGE INLAATLUCHT- / WATERDRUK. Kan
lichamelijk letsel, overlijden, beschadiging van de pomp of schade
aan eigendommen veroorzaken.
Overschrijd de op de pomp vermelde maximale inlaatlucht- / water-
druk niet.
Slangen en andere onderdelen dienen bestand te zijn tegen de vloeistof-
druk die door deze pomp wordt opgewekt. Uit een beschadigde slang
kunnen ontvlambare vloeistoff en weglekken waardoor een mogelijk
explosieve omgeving kan ontstaan. Controleer alle slangen op schade of
slijtage. Controleer of de doseerinrichting schoon is en goed werkt.
Overschrijd de maximale materiaaldruk voor geen enkel systeemon-
derdeel.
Er moet een veiligheidsklep worden gebruikt om te voorkomen dat er
een te hoge druk in het systeem ontstaat en dat er mogelijk onderde-
len gaan scheuren.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE STOFFEN. Kunnen ernstig letsel
of materiële schade veroorzaken. Zend nooit een pomp terug naar fa-
briek of servicecentrum waarin zich nog gevaarlijke stoff en bevinden.
Het op veilige manier hanteren van dergelijke stoff en moet voldoen
aan plaatselijke en nationale wetten en veiligheidsvoorschriften.
Vraag bij de leverancier gegevens over de veiligheid van materialen
(chemiekaarten) aan met het oog op juiste instructies voor hanteren
van materiaal.
WAARSCHUWING
BOVEN- en ONDERGRENZEN OPPERVLAKTETEM-
PERATUUR. De maximale oppervlaktetemperatuur is afhankelijk van
de bedrijfsomstandigheden van de pomp. Overschrijd de op pagina
PTL-1 vermelde boven- en ondergrenzen voor de temperatuur niet.
Laat de pomp niet drooglopen. Hierdoor stijgt de oppervlaktetempe-
ratuur van de pomp, waarbij de bovengrens voor de temperatuur voor
pakkingen (zie pagina PTL-1) overschreden kan worden.
Zorg voor voldoende reiniging om te voorkomen dat stof zich op de
pomp ophoopt. Bepaalde soorten stof kunnen binnen de op pagina
PTL-1 vermelde boven- en ondergrenzen voor de oppervlaktetempe-
ratuur ontbranden.
Een overmatig hoge temperatuur van de hydraulische olie kan brand
veroorzaken. Volgens de specifi caties mag de hydraulische motor een
temperatuur van max. 130° F (54° C) bereiken.
Maximum temperaturen zijn uitsluitend gebaseerd op mechanische
belasting. Onder invloed van bepaalde chemische stoff en daalt de
maximum temperatuur voor een veilige werking aanzienlijk. Neem
contact op met de chemicaliënfabrikant voor chemische compatibili-
teit en temperatuurgrenzen.
nl-2
ALGEMENE INFORMATIE / PNEUMATISCHE OF HYDRAULISCH BEDIENDE ZUIGERPOMPEN
WAARSCHUWING
Alle pompen.
WEGLEKKENDE VLOEISTOFFEN. Deze kunnen tot explosiegevaar lei-
den.
Draai alle leidingfi ttingen en slangbevestigingen opnieuw aan om
weglekken van vloeistoff en te voorkomen.
Beschadiging van de pomp ten gevolge van onjuiste montage of span-
ning op het leidingwerk en uitwendige beschadiging kan weglekken
van vloeistoff en tot gevolg hebben.
Vatpompen moeten uit de container worden verwijderd als deze niet
worden gebruikt.
Vatpompen moeten altijd ondergedompeld zijn in het medium dat
wordt gepompt.
Vatpompen mogen nooit drooglopen.
Controleer elke dag of, en hoeveel er uit de afvoeropening van de hy-
draulische motor weglekt. Als dit meer is dan 5 cc per dag moeten de
afdichtingen worden vervangen.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE DRUK. Kan ernstig letsel of mate-
riële schade tot gevolg hebben. Voer geen onderhoud aan de pomp,
slangen of doseerklep uit en reinig deze niet terwijl het systeem onder
druk staat.
Ontkoppel de lucht- / watertoevoerleiding en verminder de druk in
het systeem door de distributieklep of het distributieapparaat te ope-
nen en / of door voorzichtig en langzaam de uitlaatslang of -buis van
de pomp los te maken en te verwijderen.
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN INSPUITEN. Stoff en die in de huid
worden gespoten kunnen ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Als een stof wordt ingespoten, onmiddellijk een arts raadplegen.
Pak het voorste deel van de doseerinrichting niet beet.
Richt de doseerinrichting niet op een persoon of een lichaamsdeel.
OPGELET
Onderzoek of onderdelen van de pomp, die aan de te ver-
pompen vloeistof worden blootgesteld, chemisch bestand zijn tegen
de substantie die verpompt, gespoeld of opnieuw gecirculeerd wordt.
Chemische verdraagbaarheid kan veranderen bij verandering van
temperatuur en concentratie van de chemische stof(fen) in de sub-
stanties die verpompt, doorgespoeld of gecirculeerd worden. Neem
contact op met de chemicaliënfabrikant voor specifi eke vloeistofcom-
patibiliteit.
OPGELET
Bescherm de pomp tegen uitwendige beschadiging en
gebruik de pomp niet als steun voor de constructie van het leidingsy-
steem. Zorg dat de onderdelen van het pijpsysteem op de juiste wijze
ondersteund worden om belasting op onderdelen van de pomp te
vermijden.
Verbindingen van aanzuiging en afvoer dienen fl exibel te zijn (bij-
voorbeeld een slang); ze mogen niet uit onbuigzame buizen bestaan
en moeten bestand zijn tegen het materiaal dat verpompt wordt.
OPGELET
Zorg dat alle gebruikers van deze apparatuur zijn opge-
leid voor het veilig uitvoeren van werkzaamheden, dat zij de beper-
kingen ervan begrijpen en dat zij, wanneer dat vereist is, een veilig-
heidsbril en veiligheidsuitrusting dragen.