Nederlands
Opgeslagen fouten
De besturing beschikt over een foutgeheugen.
Als u beide toetsen "stop" + "auto" tegelijk
indrukt, wordt de laatste opgeslagen fout
door de desbetreffende LED's weergegeven
(zie paragraaf 10 Storingen, oorzaken en
oplossingen).
P1
Als u beide toetsen "Hand 1" + "stop" tege-
lijk indrukt, wordt het foutgeheugen gewist.
6.2.2 Indicaties op de schakelkast (fig. 1)
Bedrijfsklaar (pos. 15)
LED groen
• Brandt continu, als de voedingsspanning van de
schakelkast tot stand is gebracht en de stuur-
spanning aanwezig is.
Automatisch bedrijf (pos. 5, pos. 9)
LED groen
• Knippert als er stuurspanning op staat, maar het
automatisch bedrijf is uitgeschakeld.
• Brandt als het automatisch bedrijf is ingeschakeld.
• Brandt niet, als de pomp via DIP-schakelaar is
gedeactiveerd. (zie paragraaf 6.2.4)
Bedrijf (pos. 6, pos. 10)
LED groen
• Brandt groen als de pomp is ingeschakeld
(inschakelniveau bereikt).
• Knippert groen als de ingestelde nalooptijd van de
pomp is verstreken.
Hoog water (pos. 14)
LED rood
• Brandt rood als het hoogwateralarm is geacti-
veerd.
Storing overbelasting (pos. 7, pos. 11)
LED rood
• Brandt rood als het overstroomafschakelapparaat
geactiveerd is. De instelling vindt plaats met DIP-
schakelaars (zie paragraaf 6.2.3).
• Knippert rood als de besturing zonder last wordt
gebruikt.
Storing wikkeling (pos. 8, pos. 12)
LED rood
• Brandt rood als het wikkelingsveiligheidscontact
(WSK) geactiveerd is.
Service (pos. 13)
LED geel
• Brandt geel, als het via de DIP-schakelaar (fig. 2,
pos. 3) (zie paragraaf 6.2.4) ingestelde onder-
houdsinterval is verstreken.
Ter verhoging van de bedrijfsveiligheid adviseren
wij een onderhoud aan de installatie uit te voeren.
De teller moet door het vakpersoneel worden
gereset.
32
Installatieparameter overschreden (pos. 13)
LED geel
• Knippert geel als een van de hieronder vermelde
installatieparameters wordt overschreden:
• Schakelingen van de pomp per uur
• Schakelingen van de pomp per dag
• Looptijd van de pomp per uur
De desbetreffende waarden zijn vast geprogram-
meerd en kunnen niet worden gewijzigd.
Bij signalering adviseren wij de installatie c.q. de
toepassingsvoorwaarden te controleren.
De teller moet door het vakpersoneel worden
gereset.
Fasevolgorde onjuist (enkel bij 3~ uitvoering)
Bij een onjuiste fasevolgorde knipperen alle LED's
achtereenvolgens tegen de klok in (looplicht).Er
vindt een akoestische alarmmelding plaats en het
contact van de verzamelstoringsmelding (SSM) is
actief.
6.2.3 DIP-schakelaar boven (fig. 2, pos. 1) boven de
potentiometer
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopende schakel-
kast bestaat het gevaar voor elektrische schok
door de aanraking van onder spanning staande
onderdelen.
De werkzaamheden mogen enkel worden uitge-
voerd door vakpersoneel!
Voor het wijzigen van de DIP-schakelaarinstel-
lingen het apparaat spanningsvrij schakelen en
beveiligen tegen onbevoegd herinschakelen.
Met de bovenste DIP-scha-
kelaars wordt het elektroni-
sche overstroomafschakel-
apparaat ingesteld en er
kunnen speciale functies
zoals pomp-kick en zoemer
worden geactiveerd.
Interne elektronische motorbeveiliging
(DIP 1-5)
Voor de beveiliging tegen overbelasting van de
motor moet het overstroomafschakelapparaat
met de DIP-schakelaars 1 tot 5 (1,5-12 A) worden
ingesteld op de nominale pompstroom.
Uitschakeling vindt plaats
• als de ingestelde nominale pompstroom wordt
overschreden.
• na 1 s, als de stroom bij ingeschakelde pomp de
waarde van 300 mA onderschrijdt.
De uitschakeling vindt plaats volgens een in de
software opgeslagen activeringscurve. Na iedere
overstroomactivering moet de fout met de reset-
toets worden bevestigd.
Als de DIP-schakelaars 1 tot 5 in de OFF-stand
staan, is de kleinste stroomwaarde van 1,5 A inge-
steld. Als één of meer DIP-schakelaars op de
ON-stand worden gezet, moet de waarde van de
WILO SE 03/2010