(Nl) - Telwin T-CHARGE 12 Manual Del Usuario

Ocultar thumbs Ver también para T-CHARGE 12:
Tabla de contenido
INSTRUCTIEHANDLEIDING
OPGELET:
VOORDAT
MEN
AANDACHTIG DE INSTRUCTIEHANDLEIDING LEZEN
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET GEBRUIK VAN DEZE
BATTERIJLADER
- Tijdens het opladen laten de batterijen explosief gas vrij, vermijd dat er
zich vlammen en vonken vormen. NIET ROKEN.
- De op te laden batterijen op een verluchte plaats zetten.
- De niet ervaren personen moeten op een adequate manier
opgeleid worden voordat ze het toestel gebruiken.
- De personen (kinderen inbegrepen) waarvan de lichamelijke,
zintuiglijke en mentale capaciteiten onvoldoende zijn voor een
correct gebruik van het toestel moeten onder het toezicht staan
van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid
tijdens het gebruik ervan.
- De kinderen moeten onder toezicht staan om er zeker van te zijn
dat ze niet met het toestel spelen.
- De voedingskabel loskoppelen van het net voordat de kabels voor het
opladen worden aangesloten op of losgekoppeld van de batterij.
- De tangen niet aansluiten op of loskoppelen van de batterij met de
batterijlader in werking.
- De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de auto of in de
motorkap.
- De voedingskabel alleen vervangen met een originele kabel.
- De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare batterijen terug
op te laden.
- Verifiëren of de beschikbare voedingsspanning overeenstemt met
diegene die aangeduid staat op de plaat met de gegevens van de
batterijlader.
- Teneinde de elektronica van de voertuigen niet te beschadigen, de
waarschuwingen gegeven door de fabrikanten van de voertuigen
zelf lezen, bewaren en zorgvuldig in acht nemen, wanneer men de
batterijlader gebruikt zowel bij het opladen als bij de start; hetzelfde
geldt voor de aanwijzingen gegeven door de fabrikant van de
batterijen.
- Deze batterijlader bevat componenten, zoals schakelaars of relais,
die bogen of vonken kunnen veroorzaken; bijgevolg, indien de
batterijlader in een garage of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt,
moet men hem in een lokaal of in een omgeving plaatsen die speciaal
voor dit doel bestemd is.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de binnenkant van de
batterijlader mogen alleen uitgevoerd worden door personeel met
ervaring.
- OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD LOSKOPPELEN VAN HET
NET VOORDAT MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
ONDERHOUD VAN DE BATTERIJLADER UITVOERT, GEVAAR!
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
- Deze acculader is uitsluitend geschikt voor het laden van lithiumaccu's
van het type LiFePO4, 12.8V/4 cellen.
- Dit model is een batterijlader met voeding 230V 50/60Hz eenfase, met
constante stroom en spanning die elektronisch gecontroleerd zijn.
De stroom en de spanning van lading geleverd door het toestel volgen
de kromming van lading IU.
- Dotaties van serie:
Het toestel staat toe in uitgang verschillende typologieën van kabels te
verbinden voor het opladen van de batterijen:
- kabels voorzien van tangen (fig. B-2);
- kabels voorzien van lussen (fig. B-1).
3. BESCHRIJVING VAN DE BATTERIJLADER
Inrichtingen van controle, regeling en signalering.
- Selectie van de stroom voor het opladen:
Middels de toets van fig. A-1 is het mogelijk de stroom voor het opladen
in te stellen op 0.8A (
A-2 gaan aan in overeenstemming met de geselecteerde stroom van

(NL)

DE
BATTERIJLADER
), 2A (
), 4A (
): de leds van fig.
opladen.
- Meldingen:
- Rode led "
aansluiting van de tangen van opladen inverteren!
- Gele led "
- Groene led "
GEBRUIKT,
4. INSTALLATIE
PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
- Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele manier plaatsen
- Vermijden de batterijlader op te tillen met de voedingskabel of met de
kabel van het opladen.
AANSLUITING OP HET NET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden op een
voedingssysteem met een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de spanning van
werking.
- De voedingslijn moet uitgerust zijn met beschermingssystemen zoals
zekeringen of automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden met een speciale
kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel moeten een
adequate doorsnede hebben die nooit kleiner mag zijn dan diegene
van de geleverde kabel.
5. WERKING
VOORBEREIDING VOOR HET OPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet men verifiëren of
de capaciteit van de batterijen (Ah) die men wenst te onderwerpen
aan het opladen niet kleiner is dan diegene die aangeduid staat op
de plaat (C min).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de hierna
aangegeven volgorde volgen.
- Verifiëren of de batterijlader losgekoppeld is van het net.
- De polariteit van de klemmen van de batterij verifiëren: positief het
symbool + en negatief het symbool -.
OPMERKING: indien de symbolen zich niet onderscheiden moet men
zich herinneren dat de positieve klem diegene is die niet verbonden is
met het chassis van de auto.
- De rode tang voor het opladen verbinden met de positieve klem van de
batterij (symbool +).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het chassis van de
auto, uit de buurt van de batterij en van de buis van de brandstof.
OPMERKING indien de batterij niet in de auto geïnstalleerd is, zich
rechtstreeks verbinden met de negatieve klem van de batterij (symbool
-).
OPLADEN
- De batterijlader voeden en hierbij de voedingskabel in het stopcontact
steken.
- De stroom voor het opladen selecteren middels de toets van fig.
A-1. Tijdens deze fase werkt de batterijlader en behoudt hierbij een
constante stroom van opladen.
EINDE OPLADEN
- De batterijlader meldt middels het aangaan van de groene led "
(fig. A-3) dat het opladen beëindigd is.
- De voeding wegnemen van de batterijlader en hierbij de voedingskabel
uit het stopcontact nemen.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het chassis van de
auto of van de negatieve klem van de batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de positieve klem van
de batterij (symbool +).
- De batterijlader op een droge plaats opbergen.
LADINGSBEHOUD (alleen actief in de modus TRONIC of PULSE
TRONIC)
- Houd de acculader aangesloten op het elektriciteitsnet.
- Onderbreek het laadproces niet.
- Houd de laadklemmen ook aangesloten op de accu nadat deze is
opgeladen.
De acculader onderbreekt en start de laadfase automatisch om de
accuspanning binnen het vooraf ingestelde spanningsbereik voor het
product te houden.
- 12 -
" (fig. A-3): inversie van polariteit, Gevaar!!! De
" (fig. A-3): opladen in uitvoering.
" (fig. A-3): einde opladen.
"
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido