NEDERLANDS
Om achteruit draaien te kiezen laat u de
trekkerschakelaar los en drukt u de vooruit/achteruit
knop aan de linkerkant van het gereedschap in.
De middenpositie van de controleknop vergrendelt
het gereedschap in de 'uit' stand. Zorg ervoor
dat u de trekker loslaat als u de stand van de
controleknop wijzigt.
OPMERKING: De eerste keer als het gereedschap
draait nadat de draairichting is gewijzigd, hoort u
misschien een klik bij het opstarten. Dit is normaal
en betekent niet dat er een probleem is.
Werklicht (afb. 1)
Er bevindt zich een werklicht (c) net boven
de trekkerschakelaar (a). Het werklicht wordt
geactiveerd als de trekkerschakelaar wordt
ingedrukt.
Wanneer de Aan/Uit-schakelaar wordt vrijgegeven,
blijft het werklicht tot 20 seconden branden.
OPMERKING: Het werklicht is bedoeld voor het
bijlichten van het directe werkoppervlak en is niet
bedoeld om als zaklantaarn te worden gebruikt.
Kraag modusbeheer (afb. 3–5)
Uw boor is voorzien van een aparte kraag
modusbeheer (f) om te schakelen tussen de modi
boren, schroeven draaien en klopboren.
BOREN (AFB. 3)
VOORZICHTIG: Als de moduskraag
zich in de modus boren/klopboren
bevindt, kunt u de versnelling niet
gebruik, onafhankelijk van de stand van
de stelring torsieaanpassing (e).
Draai de kraag modusbeheer (f) zodat het
boorpictogram op één lijn met de pijl staat.
OPMERKING: De stelring torsieaanpassing (e) kan
op ieder getal worden ingesteld.
SCHROEVEN DRAAIEN (AFB. 4)
Draai de kraag modusbeheer (f) zodat het
schroefpictogram op één lijn met de pijl staat.
OPMERKING: De stelring torsieaanpassing kan
te allen tijde op ieder getal worden ingesteld. De
stelring torsieaanpassing werkt echter alleen tijdens
de modus schroevendraaien en niet in de modi
boren en klopboren.
KLOPBOREN (AFB. 5)
VOORZICHTIG: Als de moduskraag
zich in de modus boren/klopboren
bevindt, kunt u de versnelling niet
gebruik, onafhankelijk van de stand van
de stelring torsieaanpassing (e).
102
Draai de kraag modusbeheer (f) zodat het
klopboorpictogram op één lijn met de pijl staat.
Stelring torsieaanpassing (afb. 3–5)
Uw gereedschap is voorzien van een instelbaar
torsiemechanisme om schroeven te draaien voor
het inschroeven en verwijderen van een breed scala
vormen en afmetingen van schroeven. Rondom de
stelring torsieaanpassing (e) bevinden zich getallen.
Deze getallen worden gebruikt om de versnelling in
te stellen om een torsiebereik te leveren. Hoe hoger
het getal op de stelring, hoe hoger de torsie en hoe
groter de bevestiging die kan worden aangedreven.
Om een getal te kiezen draait u net zolang totdat het
gewenste getal op één lijn met de pijl staat.
Schakelen op drie snelheden
(afb. 3–5)
De functionaliteit schakelen op drie snelheden
van uw gereedschap stelt u in staat te schakelen
tussen versnellingen om meer mogelijkheden te
hebben. Om snelheid 1 te kiezen (hoogste torsie-
instelling) zet u het gereedschap uit en laat u het
tot stilstand komen. Schuif de versnellingschuif (g)
geheel naar voren. Snelheid 2 (middelste torsie en
snelheidsinstelling) bevindt zich in de middelste
stand. Snelheid 3 (hoogste snelheidsinstellingen)
bevindt zich achteraan.
OPMERKING: Verander niet van versnelling als
het gereedschap aan staat. Zorg altijd dat de boor
volledig tot stilstand is gekomen voordat u van
versnelling wisselt. Als u problemen ondervindt
bij het wisselen van versnellingen, zorg dan dat
de versnellingsschakelaar zich in één van de drie
snelheidsinstellingen bevindt.
Boorhouders
WAARSCHUWING: Probeer niet om
boren (of andere accessoires) vast
te draaien door de voorkant van de
boorhouder vast te pakken en het
gereedschap te draaien. Dit kan schade
aan de boorhouder en persoonlijk letsel
veroorzaken. Zet de trekkerschakelaar
altijd uit en sluit het gereedschap van
de stroombron af voordat u accessoires
verwisselt.
WAARSCHUWING: Zorg er altijd
voor dat het boorstuk stevig vast zit
voordat u het gereedschap opstart. Een
los boorstuk kan uit het gereedschap
schieten en op die manier mogelijk
persoonlijk letsel veroorzaken.