NL
dekt geen schade aan plastic onderdelen
die is veroorzaakt door brandstof.
4.2.1
Motorolie bijvullen (02)
Aanbevelingen voor oliegebruik
Motorolie vervult een doorslaggevende rol bij de
prestaties en de levensduur van de motor.
■
Gebruik een reinigende motorolie die voldoet
aan de eisen voor de API-serviceklassen SE
en SF.
■
Controleer het API-servicelabel op het oliere-
servoir om er zeker van te zijn dat het de let-
ters SE of SF bevat.
■
Selecteer de SAE-viscositeitsklasse volgens
de onderstaande tabel:
Tempera-
SAE-viscositeitsklasse
tuurbereik
+5 – +35 °C
SAE 30 (single-grade zomerolie)
-15 – +5 °C
10W-30 (multigrade-oliën)
-25 – +35 °C 10W-30 (synthetische multigra-
de-oliën)
■
Het gebruik van multigrade-oliën kan bij hoge
temperaturen leiden tot een hoger verbruik.
Controleer daarom vaker het oliepeil.
■
Meng geen olie van verschillende soorten en
eigenschappen.
LET OP!
Gevaar voor beschadiging van de
motor
Het gebruik van olie van type SAE 30
(single-grade zomerolie) bij temperatu-
ren lager dan +5 °C kan tot beschadi-
ging van de motor leiden, vanwege on-
voldoende smering.
■
Gebruik alleen de aanbevolen mo-
torolie.
Olie bijvullen
OPMERKING
De olie-inhoud voor de motor AL-KO Pro
225 bedraagt maximaal 0,5 l.
34
OPMERKING
Laat het oliepeil niet stijgen tot boven
het MAX-peil. Te veel olie leidt tot:
■
Rook in het uitlaatgas
■
Vervuiling van de bougie of het
luchtfilter
Wanneer nog geen olie in de motor aanwezig is:
1. Schenk de motorolie in een geschikte beker.
2. Schroef de peilstok (02/1) uit de olievulope-
ning (02/2).
3. Giet de olie langzaam en in kleine hoeveel-
heden in de olievulopening. Gebruik hiervoor
een trechter (niet inbegrepen in de levering-
somvang van de motor).
4. Onderbreek het vullen met olie meermaals
om het oliepeil te controleren. Het MAX-
merkteken (02/3) mag niet worden over-
schreden (zie Hoofdstuk 4.2.2 "Oliepeil con-
troleren (02)", pagina 34).
5. Steek de oliepeilstok weer in de motor en
schroef deze stevig vast.
6. Veeg eventueel gemorste olie weg.
4.2.2
Oliepeil controleren (02)
LET OP!
Gevaar voor beschadiging van de
motor
Laag oliepeil kan motorschade veroorza-
ken.
■
Controleer regelmatig het oliepeil.
■
Vul olie bij wanneer het oliepeil laag
is.
1. Stop de motor en laat deze afkoelen.
Opmerking: De motor moet horizontaal
staan.
2. Verwijder vreemde voorwerpen rond de olie-
vulopening.
3. Schroef de oliepeilstok (02/1) uit de vulope-
ning en veeg deze schoon.
4. Oliepeilstok erin steken tot aan de aanslag,
erin schroeven en vervolgens naar buiten
trekken. Controleer of het oliepeil tussen de
markeringen MIN en MAX ligt.
5. Wanneer het oliepeil in de buurt van of onder
de MIN-markering ligt: Vullen met olie.
6. Steek de oliepeilstok weer in de motor en
schroef deze stevig vast.
7. Veeg eventueel gemorste olie weg.
Ingebruikname
AL-KO Pro 225