NL
4 Het Gebruik
4.4
Het meten van
de bloeddruk
3MAM-
meetmethode
(3 metingen na
elkaar voor het
bepalen van een
gemiddelde waarde)
92
Keuze van de 3MAM-meetmethode
Bij de MTP Pro kunnen twee meetprocedures worden geselecteerd.
• Enkelmeting
• 3 vervolgmetingen ( Measurement Average Mode = 3/MAM-methode )
Bij de enkelmeting wordt een enkele bloeddrukmeting doorgevoerd en op-
geslagen.
De 3/MAM-methode wordt aanbevolen, als u onder een sterk onregelmatige
bloeddruk lijdt. Als gevolg van de 3 over een periode van 15 seconden opeen-
volgende metingen worden sterk afwijkende waarden geëlimineerd. Bij bijzon-
der sterke afwijkingen kan mogelijkerwijs een 4de meting worden doorgevo-
erd. Op basis van deze drie metingen wordt een gewogen gemiddelde waarde
berekend, weergegeven en in het geselecteerde geheugen opgeslagen. Een op
deze manier doorgevoerde meting wordt door
keerd. De 3/MAM-methode minimaliseert het risico voor incorrecte metingen
duidelijk.
1. Voor de keuze tussen individuele meting en 3 volgende metingen (3MAM-
procedure) drukt u op de TIMER-toets
tot het symbool voor de 3MAM-modus
verschijnen en knipperen.
2. Druk op de MEMO-toets
"
" voor de 3MAM-meetmethode en "
meting.
3 opeenvolgende metingen om het gemiddelde te berekenen
1. Bevestig uw keuze "
Het toestel voert een zelftest uit die met "
wordt. De bewerking wordt door 5 korte pieptonen begeleid. Op het display
worden
(average = gemiddel-de) en " 1 " voor de eerste meting
weergegeven.
2. Daarna pompt de man chet
nodige druk bereikt is. Alternatief kan deze druk ook handmatig tot stand
gebracht worden door de START-toets
houden nadat het toestel automatisch een druk van minstens 30 mmHg
bereikt heeft. Als het toestel de volgens uw mening optimale uitgangsdruk
voor een meting bereikt heeft, laat u de START-toets
de stijgende druk door getallen aangegeven.
3. Wanneer het opblazen is voltooid, wordt de meting automatisch gestart
terwijl de lucht binnen het manchet langzaam uitgelaten wordt. De in het
display getoonde waarde komt overeen met de actuele waarde van de druk
binnen het manchet.
4. De manchet wordt eerst met gelijkmatige snelheid ontlucht. Op het display
wordt het polssymbool
kan worden vastgesteld, wordt de ontluchting met de hartslag ge- syn-
chroniseerd totdat de meting is voltooid. Deze bewerking wordt door een
pieptoon per hartslag begeleid als de pieptoonfunctie niet voordien uitge-
schakeld werd. Tegelijk knippert het polssymbool
en houdt u deze toets ingedrukt
en "
om tussen "
" door het indrukken van de START-toets
" op het display afgesloten
zich automatisch op tot de voor een meting
in te drukken en ingedrukt te
weergegeven. Wanneer de pols de eerste keer
in het geheugen gemar-
" op het display
" en "
" te kiezen,
" voor de individuele
.
los. Hierbij wordt
.