5. Slangeinde of sonde op het monsternamepunt
positioneren.
De temperatuur op de meetlocatie kan afwijken van de
temperatuur in het gasmeetinstrument en daardoor de
weergave van de meetwaarde beïnvloeden. De correcte
werking van de temperatuurcorrectie kan alleen op het
gasmeetinstrument worden gewaarborgd.
Om de meting met pomp te beëindigen:
1. Schroef van de pompadapter losdraaien.
2. Pompadapter verwijderen.
✓ De pomp wordt gespoeld (duidelijk hoorbaar geluid) en
het gasmeetinstrument schakelt automatisch naar de
diffusiemodus.
4.11 Apparaatinstellingen configureren
Andere instellingen kunnen met behulp van de PC-
software Dräger CC-Vision worden geconfigureerd.
Om de apparaatinstellingen op te roepen:
1. In de meetmodus
selecteren en de dialoog bevestigen.
2. Zo nodig met het juiste gebruikersniveau aanmelden.
3. Instellingen selecteren en bevestigen.
4.11.1 Dag- of nachtmodus activeren
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Nachtmodus / Dagmodus selecteren en bevestigen.
4.11.2 Apparaattaal wijzigen
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Taal selecteren selecteren.
3. De gewenste taal selecteren en bevestigen.
4.11.3 Datum en tijd instellen
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Datum en tijd selecteren.
3. Datumnotatie selecteren, de datumnotatie selecteren en
bevestigen.
4. Datum instellen selecteren, de datum instellen en
bevestigen.
5. Tijd instellen selecteren, de tijd instellen en bevestigen..
Omschakeling tussen zomer- en wintertijd moet handmatig
door de gebruiker geschieden.
Bij gebruik van het test- en kalibratiestation X-dock is
automatische tijdsynchronisatie mogelijk.
4.11.4 Stille modus activeren
De stille modus kan op het gasmeetinstrument gedurende
15 minuten worden geactiveerd. Bij een geactiveerde stille
modus zijn vibratie en hoorn gedeactiveerd. Met behulp van
de PC-software Dräger CC-Vision is een blijvende deactivatie
mogelijk.
Gebruiksaanwijzing
|
X-am
®
3500
De meettechnische geschiktheidstest verdwijnt wanneer de
stille modus permanent is geactiveerd.
4.11.5 Vangbereik activeren of deactiveren
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Vangbereiken selecteren.
3. Vangbereik activeren of deactiveren.
4. Het gasmeetinstrument uit- en weer inschakelen om de
nieuwe instelling te accepteren.
Dräger adviseert, de functie Vangbereiken te activeren.
5
Onderhoud
5.1
Onderhoudsintervallen
Test
Inspecties en onderhoud
door opgeleid, competent en
deskundig personeel.
Signaleringselementen met
de signaaltest controleren
Voor inspecties en onderhoud zie bijv.:
– EN 60079-29-2 – Gasmeetinstrumenten - selectie,
installatie, gebruik en onderhoud van apparatuur voor de
meting van brandbare gassen en zuurstof
– EN 45544-4 – Elektrische apparatuur voor de directe
detectie en directe concentratiemeting van toxische
gassen en dampen – deel 4: Richtlijnen voor de selectie,
installatie, het gebruik en het onderhoud.
– Nationale regelgevingen
5.2
Kalibratie-intervallen
De betreffende specificaties in het sensorhandboek of in de
gebruiksaanwijzingen/data sheets van de geïnstalleerde
DrägerSensoren in acht nemen.
Aanbevolen kalibratie-intervallen voor DrägerSensoren:
DrägerSensor
CatEx, O
, H
S, H
S LC, CO
2
2
2
LC, SO
, NO
2
2
Sensor vervangen, achteraf monteren of verwijderen, zie
technisch handboek.
5.3
Testgassen
De eigenschappen van het testgas (bijv. relatieve vochtigheid,
concentratie) staan vermeld in het desbetreffende
gegevensblad van de sensor.
De relatieve vochtigheid van het testgas is voor O
niet van toepassing.
Al naar gelang de kalibratie worden verschillende testgassen
gebruikt.
Onderhoud
Interval
Elke 12 maanden
Automatisch bij elke start van
het apparaat of handmatig
Kalibratie-interval
Elke 6 maanden
-sensoren
2
|
nl
133