F
GB
D
E
I
ONDERHOUD
Slangen en pomp:
Laat schoon water door de aanzuigslang lopen
gedurende 1 of 2 minuten. Koppel alle slangen los.
Leeg de pomp door ongeveer 6 maal aan de startkabel te
trekken. Zo zorgt u dat alle overgebleven vloeistof uit de
pomp wordt gehaald.
PROBLEEM
De motor wil niet starten.
De motor start moeilijk.
De motor heeft geen kracht.
Het reinigingsmiddel wordt
niet goed met het water
vermengd.
NL
P
S
DK
N
PROBLEMEN OPLOSSEN
OORZAAK
1. De brandstoftank is leeg.
2. De bougie is niet goed
aangesloten of vervuild.
3. De bougie is defect (de
isolator is gebarsten of de
elektroden zijn gebroken).
4. De bougiekabel is
kortgesloten, onderbroken of
niet aangesloten.
5. De ontsteking werkt niet.
1. Er zit water in de brandstof.
2. Te zwakke vonkvorming bij de
bougie.
Het luchtfilter is vervuild.
1. De aanzuigslang is niet diep
genoeg in het reinigings-
middel gedompeld.
2. U hebt een mondstuk voor
hoge druk op het pistool
gemonteerd.
FIN GR HU
CZ RU
RO PL SLO HR TR EST LT
Nederlands
EERSTE GEBRUIK NA OPSLAG
Trek 3 of 4 maal aan de startkabel om de olie uit de
■
verbrandingskamer te verwijderen.
Verwijder de bougie uit de cilinder. Maak de bougie
■
olievrij en zet de bougie terug op zijn plaats in de
cilinder.
Sluit de bougiekabel weer aan.
■
Doe olie in de motor en brandstof in de tank volgens
■
de
aanwijzingen
(zie hierboven).
OPLOSSING
1. Vul de brandstoftank bij.
2. Vervang de bougie.
3. Vervang de bougie.
4. Vervang de bougiekabel of sluit de kabel goed
aan.
5. Neem contact op met een erkend
servicecentrum.
1. Tap het systeem af en vul de tank met schone
brandstof.
2. Neem contact op met een erkend
servicecentrum.
Reinig of vervang het luchtfilter.
1. Dompel de aanzuigslang goed in het
reinigingsmiddel.
2. Installeer het mondstuk voor lage druk (zwart)
om met reinigingsmiddel te kunnen werken.
71
LV
SK BG
van
deze
handleiding