3) Programmeren
3.1) Dipschakelaars
De besturingseenheden TT4 en TT5 beschikken voor het programmeren over
enkele dip-schakelaars.
Dipschakelaar 1: hiermee kunt u de bedieningsopdracht stop van de motor
inschakelen of uitschakelen: OFF = stop ingeschakeld, ON = stop uitgeschakeld;
de volgorde bij ingeschakelde stop zal luiden: omhoog-stop of omlaag-stop; bij
uitgeschakelde stop zal de volgorde luiden omhoog of omlaag.
3.2) Afstellen van de drempels voor tussenkomst van de
sensoren
Om de drempels voor tussenkomst van "zon" en "wind" af te stellen dient u de trim-
mers volgens de op afb. 5 aangegeven waarden te draaien.
• Wind: de windsensor meet in real time de windsnelheid en geeft dit aan de
besturingseenheid door. Wanneer de snelheid de met de trimmer afgestelde
drempel overschrijdt gaat het ledlampje "wind" branden en de besturingseen-
heid geeft de bedieningsopdracht voor een manoeuvre naar omhoog. Na een
bedieningsopdracht omhoog die door de wind veroorzaakt is, blokkeert de
besturingseenheid gedurende 1 minuut alle andere bedieningsopdrachten (tij-
dens deze periode knippert het ledlampje "wind") en blokkeert gedurende 10
minuten de bedieningsopdracht die door de zon veroorzaakt wordt. Als u tijdens
het testen de door de bedieningsopdracht "wind" veroorzaakte blokkering wilt
opheffen, behoeft u alleen maar de stroomvoorziening naar de besturingseen-
heid te onderbreken of de trimmer "wind" korte tijd op het maximum te draaien.
• Zon: de sensor "zon" meet in real time de intensiteit van de zonnestraling en geeft
dit aan de besturingseenheid door. Wanneer de lichtsterkte de met de trimmer vast-
gestelde drempel overschrijdt, gaat het ledlampje "zon" branden en geeft de bestu-
ringseenheid na 2 minuten een bedieningsopdracht voor een manoeuvre naar
omlaag. Wanneer de lichtsterkte beneden de drempel komt, gaat het ledlampje
"zon" 15 minuten knipperen, daarna geeft de besturingseenheid een bedienings-
opdracht voor een manoeuvre naar omhoog. Eventuele bedieningsopdrachten die
3.3) Geheugenopslag van de zenders
Elke zender of radiosensor wordt door de besturingseenheden TT4 en TT5
herkend via een "code" die van alle andere zenders verschilt. Er is dus een
fase nodig waarin deze "in het geheugen opgeslagen wordt" zodat de bestu-
ringseenheid daardoor in staat is elke afzonderlijke zender te herkennen.
!
• Alle opeenvolgende handelingen van de geheugenopslag zijn
op een bepaalde tijdsduur ingesteld, dat wil zeggen dat zij bin-
Wanneer er reeds één of meerdere zenders in het geheugen zijn opgeslagen, kunt u andere op onderstaande wijze werkzaam maken:
Tabel "A1"
Geheugenopslag van de eerste zender
1.
Zodra de besturingseenheid onder spanning komt te staan, zult u 2 lang
geluidssignalen (beeeep) horen
Druk binnen 5 seconden op toets ■ van de zender die in het geheugen moet worden
2.
opgeslagen, en houd die (circa 3 seconden lang) ingedrukt
Laat de toets ■ los wanneer u het eerste van de 3 geluidssignalen hoort die bevestigen
3.
dat de zender in het geheugen is opgeslagen
N.B. Als er in de besturingseenheid reeds zenders zijn opgeslagen, hoort u bij het inschakelen 2 korte geluidssignalen en kunt u niet, zoals
hierboven beschreven is, te werk gaan, maar dient u de andere manier van geheugenopslag te gebruiken (Tabel „A2").
Wanneer er reeds één of meerdere zenders in het geheugen zijn opgeslagen, kunt u andere op onderstaande wijze werkzaam maken:
Tabel "A2"
Geheugenopslag van andere zenders
Houd toets ■ van de nieuwe zender ingedrukt totdat u (na ongeveer 5 seconden) een
1.
geluidssignaal hoort
Druk 3 maal langzaam op toets ■ van een reeds in het geheugen opgeslagen zender
2.
Druk nogmaals op toets ■ van de nieuwe zender en laat die bij het eerste van de 3
3.
geluidssignalen los
4.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen, zult u 3 lange geluidssignalen horen
N.B. Wanneer het geheugen vol is (30 zenders), zullen 6 geluidssignalen aangeven dat de zender niet in het geheugen kan worden opgeslagen.
28
Dipschakelaar 2: hiermee kunt u de richting van tussenkomst "regen" vaststel-
len. Als de schakelaar op OFF staat wordt er een bedieningsopdracht geactiveerd
die met toets ▼ van de zenders overeenkomt; als die op ON staat, wordt er een
bedieningsopdracht geactiveerd die met toets ▲ van de zenders overeenkomt.
Dipschakelaar 3: alleen op de besturingseenheid TT5; hiermee kunt u tus-
sen de "gesynchroniseerde" werkingmodus (schakelaar OFF) en werking
"onafhankelijke" motoren (schakelaar ON) kiezen.
door een zender verstuurd zijn of uit de ingangen OMHOOG en OMLAAG voortko-
men, hebben de voorrang boven bedieningsopdrachten die door de sensor "zon"
teweeg gebracht worden; als bijvoorbeeld na een bedieningsopdracht omlaag van
de zonsensor, er een bedieningsopdracht voor manoeuvre omhoog gegeven
wordt, zal de zonwering in de cassette blijven, ook al schijnt de zon.
!
Zon OFF, ledlampje "zon" ON-OFF 4 s.
!
Laat de trimmer "wind" niet op het maximum (stop moto-
ren) gedraaid staan.
30
15
-
Klux
5
Trimmer drempel "zon"
30
15
-
5
Km/h
8
Trimmer drempel "wind"
nen de voorziene tijdslimieten uitgevoerd dienen te worden.
• Bij zenders met meerdere "groepen", dient u voordat u met de
geheugenopslag begint, de groep te selecteren waaraan u de
besturingseenheid wilt koppelen.
• Alle besturingseenheden welke zich binnen het bereik van de
zender bevinden kunnen via een radiozender geprogrammeerd
worden; het is dus van belang dat alleen die besturingseenheid
onder spanning staat welke geprogrammeerd moet worden.
45
+
60
45
+
60
Annulering van
manoeuvres en
bedieningsopdracht
Voorbeeld
Voorbeeld
Nieuw
Oud
Nieuw
3s
5s
X3