OBJ_BUCH-0000000095-001.book Page 61 Monday, December 3, 2012 2:11 PM
Bereid het zagen van onregelmatig
gevormde werkstukken zo voor dat het
werkstuk niet kan wegglijden en het
zaagblad niet kan vastklemmen of uit uw
hand kan worden getrokken. Een sierplint
moet bijvoorbeeld plat liggen of door een houder
worden vastgezet, zodat deze tijdens het zagen
niet kan draaien, slaan of wegglijden.
Gebruik altijd spanvoorzieningen of hou-
ders die geschikt zijn om ronde werkstuk-
ken zoals houten pluggen, stangen of
buizen veilig te bevestigen. Stangen hebben
de neiging om tijdens het zagen te draaien. Daar-
door haken de zaagtanden vast en trekken deze
het werkstuk met uw hand naar het zaagblad.
Maak geen gebruik van een andere per-
soon als vervanging voor een tafelver-
lenging of als extra steun. Instabiele
ondersteuning van het werkstuk kan tot vastklem-
ming van het zaagblad leiden. Het werkstuk kan tij-
dens het zagen wegglijden en kan u of de
helpende persoon naar het ronddraaiende zaag-
blad trekken.
Verwijder vóór het begin van de werkzaamheden
alle spijkers en metalen voorwerpen uit het werk-
stuk.
Controleer dat alle vastzetknoppen en klemmen
aangedraaid zijn voordat u met de werkzaamhe-
den begint.
Verwijder de gereedschapsleutel van de bevesti-
gingsschroef van het zaagblad voordat u het
gereedschap inschakelt.
Gebruik de zaagmachine niet als zich
naast het werkstuk nog gereedschappen
of houtresten op de zaagtafel bevinden.
Kleine afgebroken stukken, losse houtdelen en
andere voorwerpen die het draaiende zaagblad
raken, kunnen met hoge snelheid tegen de bedie-
ner worden geslingerd.
Kruis uw handen nooit boven de denk-
beeldige zaaglijn. Kruisgewijs vasthouden van
het werkstuk (bijvoorbeeld linkerzijde van werkstuk
vasthouden met rechterhand) is zeer gevaarlijk.
Beweeg het werkstuk niet naar het zaag-
blad en zaag niet op een andere manier
uit de vrije hand. Het werkstuk moet sta-
biel ondersteund, ingespannen of met de
hand vastgehouden worden. De zaag moet
langzaam door het werkstuk worden gevoerd met
een snelheid die de motor van de zaag niet overbe-
last.
Wacht tot het zaagblad het maximumtoe-
rental heeft bereikt voordat u het werk-
stuk aanraakt. Daardoor wordt wegslingeren
van werkstukken voorkomen.
Zaag slechts één werkstuk per zaagbe-
werking. Meerdere werkstukken kunnen niet vol-
doende worden ingespannen of vastgehouden en
klemmen het zaagblad vast of verschuiven tijdens
het zagen.
Schakel de zaagmachine onmiddellijk uit
als het werkstuk of het zaagblad vast-
klemt of vastdraait. Wacht tot alle bewe-
gende delen tot stilstand zijn gekomen en
trek de stekker uit het stopcontact. Maak
het vastgeklemde materiaal los. Verder
zagen in vastgeklemd materiaal kan tot ongevallen
en tot beschadiging van de zaag leiden.
Als het zaagblad plotseling vastklemt,
ontstaat een tegengesteld draaimoment
dat tot terugslag van de machine leidt.
Laat daarom onmiddellijk de aan/uit-schakelaar
los als het zaagblad vastklemt of vastdraait.
Grijp niet in het achterste, onbeschermde
gedeelte van het zaagblad en de aansla-
grail als u het werkstuk omlaagduwt of
vasthoudt of als u houtspanen verwij-
dert. U kunt dan niet zien dat het ronddraaiende
zaagblad zich vlakbij uw hand bevindt en u kunt
zich ernstig verwonden.
Het afgezaagde werkstuk mag niet vast-
klemmen of om andere redenen tegen
het ronddraaiende zaagblad worden
geduwd. Als het bijvoorbeeld door lengteaansla-
gen wordt vastgeklemd, kan het in het zaagblad
worden vastgeklemd of heftig worden weggeslin-
gerd.
Til het zaagblad uit de zaagvoeg in het werkstuk
omhoog voordat u de zaagmachine uitschakelt.
Probeer niet om de machine bij hoge snel-
heid te stoppen door gereedschap of een
ander voorwerp tegen het zaagblad te
drukken. Dit kan tot ernstige ongevallen leiden.
Het terugzetten van de zaagkop in de
beginstand mag niet worden belemmerd
door zaagspanen of achtergebleven
materiaal. De zaagbladbescherming kan
anders niet volledig sluiten. Door het onbe-
schermde zaagblad bestaat groot verwondingsge-
vaar.
Bewerk geen metaal. Het ontstaande metaal-
stof kan de veiligheidsisolatie nadelig beïnvloeden
en een elektrische schok veroorzaken.
61