2 Beschrijving
2.1 Gebruik
De PS 1000 X-scan dient voor het lokaliseren van objec-
ten in betonstructuren.
2.2 Toepassingsgrenzen
Het apparaat voldoet aan de eisen overeenkomstig de in
hoofdstuk 8 genoemde richtlijnen en normen.
Controleer
voor
/wandradarapparaten,
3 Veiligheidsinstructies
nl
3.1 Algemene veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING! Lees alle aanwijzingen en veilig-
heidsvoorschriften. Wanneer de veiligheidsvoorschrif-
ten en aanwijzingen niet in acht worden genomen, kan
dit een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot
gevolg hebben. Bewaar alle veiligheidsinstructies en
voorschriften goed.
a) Het apparaat mag niet zonder voorafgaande toe-
stemming in de buurt van militaire instellingen,
luchthavens of astronomische instellingen wor-
den gebruikt.
b) Houd kinderen uit de buurt. Houd andere perso-
nen uit de buurt van de werkruimte.
c) Het display controleren nadat u het apparaat heeft
ingeschakeld. Het display moet het Hilti-logo en de
naam van het apparaat weergeven. Daarna verschijnt
op het display een disclaimer, die geaccepteerd moet
worden, om in het hoofdmenu met het actuele project
te komen.
d) Het apparaat mag niet in de nabijheid van mensen
met pacemakers worden gebruikt.
e) Het apparaat mag niet in de nabijheid van zwan-
gere vrouwen worden gebruikt.
f)
Snel wijzigende meetomstandigheden kunnen het
meetresultaat negatief beïnvloeden.
g) Gebruik het apparaat niet in de buurt van medi-
sche apparatuur.
h) Boor niet op plaatsen waar het apparaat objecten
heeft gevonden. Houd rekening met de boordi-
ameter en calculeer altijd een geschikte veilig-
heidsfactor in.
i)
Neem altijd de waarschuwingsmeldingen in het
displayveld in acht.
j)
De meetresultaten kunnen door bepaalde omge-
vingsparameters worden beïnvloed. Daartoe be-
horen bijv. de aanwezigheid van apparaten die
sterke magnetische of elektromagnetische vel-
den opwekken, vocht, metalen bouwmaterialen,
aluminium isolatiefolie, laminaten, ondergronden
met holle ruimten en geleidend behang of plavui-
zen. Daarom voor het boren, zagen of frezen in
ondergronden ook andere informatiebronnen in
acht nemen (bijv. bouwtekeningen).
50
Printed: 22.12.2017 | Doc-Nr: PUB / 5310430 / 000 / 02
het
gebruik
van
dat
zich
geen
gevoelige
zend- resp. ontvangstsystemen resp. systemen van
zenddiensten (luchtvaartradar, radiotelescopen, enz.)
in de buurt van de meetlocatie bevinden. Deze
systemen kunnen door een radiotelegrafische dienst
worden gebruikt, die overeenkomstig de nationale
autoriteiten als zodanig bevoegd is. Bevinden zich
overeenkomstige systemen in de buurt van de plaats
waar wordt gemeten, neem dan contact op met de
vloer-
beheerders van deze systemen, om voor het begin
van de meting toestemming voor het gebruik van het
vloer-/wandradarapparaat ter plaatse te verkrijgen.
k) Houd rekening met omgevingsinvloeden. Gebruik
het apparaat niet in een omgeving waar brand- of
explosiegevaar bestaat.
l)
Houd het display leesbaar (raak het display bij-
voorbeeld niet aan met de vingers, laat het display
niet vuil worden).
m) Gebruik geen defect apparaat. Neem contact op
met de Hilti-service.
n) Houd de onderzijde van de scanner en de wie-
len schoon, omdat dit invloed kan hebben op de
meetnauwkeurigheid. De detectievlakken indien
noodzakelijk reinigen met water of alcohol.
o) Controleer de instellingen van het apparaat voor
gebruik.
p) Vervoer het apparaat alleen met uitgenomen ac-
cupack.
q) Vervoer en bewaar het apparaat veilig. Aanbevo-
len opslagtemperatuur -25 °C tot +63 °C (-13 °F -
+145 °F).
Wanneer het apparaat vanuit een zeer koude in
r)
een warme omgeving wordt gebracht, of om-
gekeerd, dient u het apparaat vóór gebruik op
temperatuur te laten komen.
s)
Let er bij het gebruik van accessoires op, dat deze
correct gemonteerd zijn.
3.2 Adequate inrichting van het werkgebied
a) Wanneer u op ladders werkt, neem dan geen
ongewone lichaamshouding aan. Zorg ervoor dat
u stevig staat en altijd in evenwicht bent.
b) Gebruik het apparaat alleen binnen de vastge-
stelde toepassingsgrenzen.
c) Neem de landspecifieke voorschriften ter voorkoming
van ongevallen in acht.
d) De wielen periodiek controleren - met name of de
wielkappen zijn aangebracht. Ontbrekende wiel-
kappen kunnen resulteren in fouten in het meten
van de lengte. De correcte weglengte kan worden
gecontroleerd op het referentieraster.
e) Controleer de voorinstellingen en de ingestelde
parameters voor iedere meting.