– plaats het knoppenpaneel op een plaats met zicht op het rolluik (of scherm), maar
ver van de bewegende delen van het rolluik (of scherm);
– plaats het knoppenpaneel aan de kant van het rolluik (of scherm) waar de elektrici-
teitskabel uit de motor en de voedingskabel uit het elektriciteitsnet zich bevinden
(afb. 8-h);
– plaats het drukknoppenpaneel op een hoogte van meer dan 1,5 m vanaf de vloer.
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN EN
EERSTE INSCHAKELING
Tijdens de installatie- en afstellingswerkzaamheden, wanneer er nog geen definitieve
elektrische aansluitingen zijn, is het mogelijk de motor met de speciale eenheid "TTU"
aan te sturen (afb. 6).
4.1 - Aansluiting van de motor op een be di -
eningsdrukknoppenpaneel en op het elek -
triciteitsnet
Waarschuwingen:
– Een verkeerde aansluiting kan defecten of gevaarlijke situaties veroorzaken; neem
de instructies die in deze paragraaf staan dus strikt in acht.
– Als de voedingskabel beschadigd is, kan het product niet gebruikt worden omdat
de kabel niet vervangen kan worden. In deze gevallen neemt u contact op met de
Technische Assistentiedienst.
De motor moet worden gevoed via een permanente aansluiting op het elektriciteitsnet.
Voor informatie over het aansluiten van de motor op het elektriciteitsnet en een knop-
penpaneel raadpleegt u afb. 7. De geleiders van de verbindingskabel hebben de vol-
gende toepassing:
5
AFSTELLING VAN DE EINDAANSLAGEN
5.1 - Programmering van de twee eindaanslagen
Tijdens de bewegingen omhoog en omlaag stopt de motor het rolluik (of scherm) automatisch wanneer het rolluik (of scherm) een eindaanslagpositie bereikt (afb. 3): stand
"0" = rolluik (of scherm) helemaal opgerold); stand "1"= rolluik (of scherm) helemaal afgerold. Voor het programmeren van deze standen gaat u als volgt te werk.
Waarschuwingen:
• Via de twee pijlknoppen op de kop van de motor kunnen de twee eindaanslagen geprogrammeerd worden. De motor wordt standaard geleverd met deze knoppen ingedrukt,
wat betekent dat de eindaanslagen al op willekeurige hoogten geprogrammeerd zijn. Als u deze hoogten wil afstellen op basis van de specifieke kenmerken van uw rolluik
(of scherm), past u de volgende procedure toe.
• Bij punt 02 van de procedure kan de eerste hoogte die geprogrammeerd moet worden, vrij worden gekozen op basis van de eigen behoeften.
01. Verzeker u ervan dat de pijlknoppen op de kop van de
motor niet zijn zijn ingedrukt en dus volledig uit het op-
pervlak van de motor uitsteken. Als de knoppen op het ni-
veau van het oppervlak liggen (ingedrukt), maakt u elk
knop los met behulp van een schroevendraaier.
02. Gebruik het wandknoppenpaneel om het rolluik (of
scherm) naar de gewenste hoogte voor de eindaanslag te
brengen (in het voorbeeld is eindaanslag Boven, "0" weer-
gegeven). BELANGRIJK! – let er tijdens de manoeuvre
op in welke richting de wikkelrol draait en lokaliseer
op de kop van de motor de knop met de pijl in de-
zelfde richting waarin de rol draait. Blokkeer vervol-
gens de manoeuvre. Opmerking – Voor eventuele
fijnafstelling van de hoogte gebruikt u de twee knoppen
van het wandknoppenpaneel.
03. Ten slotte slaat u de hoogte in het geheugen op door de
eerder gelokaliseerde pijlknop op de kop van de motor he-
lemaal in te drukken (met behulp van een schroevendraa-
ier): deze moet in de ingedrukte stand geblokkeerd
blijven.
04. Voor de afstelling van de andere eindaanslag gebruikt u het wandknoppenpaneel om het rolluik (of scherm) naar de gewenste hoogte voor de eindaanslag te brengen.
05. Ten slotte slaat u de hoogte in het geheugen op door de andere, nog niet gebruikte pijlknop op de kop van de motor helemaal in te drukken (met behulp van een schroe-
vendraaier): deze moet in de ingedrukte stand geblokkeerd blijven.
5.2 - Als u slechts een van de twee in het geheugen opgeslagen eindaanslaghoogten wilt wijzigen
Als u een reeds in het geheugen opgeslagen eindaanslag wilt wijzigen (zonder de andere eindaanslag te wijzigen), gaat u als volgt te werk:
01. Gebruik het wandknoppenpaneel om het rolluik (of scherm) enkele centimeters in de richting van de te wijzigen eindaanslag te brengen: let er tijdens de manoeuvre
op in welke richting de wikkelrol draait en lokaliseer op de kop van de motor de knop met de pijl in dezelfde richting waarin de rol draait en blokkeer de
manoeuvre.
02. (op de kop van de motor) Maak, terwijl het rolluik (of scherm) niet in beweging is, de zojuist gelokaliseerde pijlknop los (druk met een schroevendraaier op de knop).
03. Voltooi de bij punt 1 onderbroken manoeuvre met behulp van het wandknoppenpaneel en breng het rolluik (of scherm) naar de nieuwe hoogte voor de eindaanslag. Op-
merking – Voor eventuele fijnafstelling van de hoogte gebruikt u de twee knoppen van het wandknoppenpaneel.
04. (op de kop van de motor) Sla de nieuwe hoogte, terwijl het rolluik (of scherm) stilstaat bij de eindaanslag, in het geheugen op door de eerder op de kop van de motor
gelokaliseerde pijlknop helemaal in te drukken (met behulp van een schroevendraaier): deze moet in de verlaagde stand geblokkeerd blijven.
– bruin = Elektrische stijg- of daalfase.
– zwart = Elektrische stijg- of daalfase.
– blauwe kleur = Gemeenschappelijk (gewoonlijke aangesloten op de Nulleider).
– groen-gele kleur = Aarde (equipotentiaalverbinding ter beveiliging).
4.2 - Installatie van de beveiligingsinrichtingen in het
elektrische voedingsnet
In overeenstemming met de regels die op de elektrische installatie betrekking heb-
ben, is het nodig om in het net dat de motor voedt een veiligheidsvoorziening tegen
kortsluiting op te nemen alsmede een voorziening voor de afsluiting van het elektrici-
teitsnet (de twee voorzieningen maken geen deel uit van de verpakking). Let op! –
Het uitschakelapparaat moet contacten met openingsafstand hebben die
volledige loskoppeling mogelijk maken bij de condities die zijn vastgelegd
voor overspanningscategorie III.
De voorziening voor de afsluiting moet opgesteld zijn in het zicht van de automatise-
ring. Is deze voorziening niet zichtbaar dan moet een systeem aanwezig zijn die een
eventuele onverhoeds hernieuwde of niet geautoriseerde inschakeling van de voe-
ding blokkeert zodat ieder gevaar wordt weggenomen.
4.3 - Koppeling van de Stijg- en Daalbewegingen
aan de respectievelijke bedieningsknoppen
Na afloop van de aansluitwerkzaamheden, spanning aan de motor geven en contro-
leren of de Stijg- en Daalbewegingen correct aan de respectievelijke bedienings-
knoppen zijn gekoppeld. Als dit niet zo is, dient u de aansluiting tussen de Bruine en
Zwarte geleiders om te draaien.
1
2
?
3
"0"
Nederlands – 2