3.2 - Montage en installatie van de buismotor
Let op! - Voordat u verdergaat dient u de waarschuwingen in paragraaf 1.1
en 3.1 aandachtig te lezen. Een incorrecte installatie kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Voor de montage en installatie van de motor raadpleegt u afb. 4. Raadpleeg ook de
Nice-productcatalogus of de website www.niceforyou.com om de kroon van de ein-
daanslag (afb. 4-a), het sleepwieltje (afb. 4-b) en de montagebeugel van de motor
(afb. 4-f) te kiezen.
3.3 - Installatie van de accessoires
Na installatie van de motoro moeten ook de accessoires geïnstalleerd worden, als
deze voorzien zijn. Ter identificatie van compatibele accessoires en voor de keuze
van de gewenste modellen raadpleegt u de Nice-productcatalogus, die ook aanwe-
zig is op de website www.niceforyou.com. Om meer te leren over de functies van
de accessoires en het programmeren van de gewenste opties, raadpleeg hoofdstuk
6. In afb. 3 vindt u de typologie van de compatibele accessoires en de aansluiting
ervan op de motor (deze zijn allemaal optioneel en niet anwezig in de verpakking).
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN EN
EERSTE INSCHAKELING
De elektrische aansluitingen moeten pas tot stand worden gebracht nadat de motor
en de gewenste compatibele accessoires geïnstalleerd zijn.
De elektriciteitskabel van de motor bestaat uit de volgende interne draden (afb. 3):
Kabel
Kleur
Aansluiting
1
Wit-oranje
Rechtsom draaiende knop
2
Wit
Linksom draaiende knop / TTBus
3
Wit-zwart
Gewone (voor de bus draden)
4
Bruin
Voedingsfase
5
Blauw
Neutraal
Aarde (kabel niet aanwezig bij moto-
6
Geel-groen
ren van de serie "E Mat ST")
4.1 - Aansluiting van de motor op het elektriciteitsnet
Gebruik kabel 4, 5, 6 (afb. 3) om de motor aan te sluiten op het elektriciteitsnet,
rekening houdend met de volgende waarschuwingen:
– een onjuiste aansluiting kan storingen of gevaarlijke situaties veroorzaken;
– houd strikt rekening met de aansluitingen die in deze handleiding worden aange-
geven;
– in het voedingsnet van de motor dient een afkoppelingsinrichting te worden geïn-
stalleerd met een openingsafstand tussen de contacten die een volledige afkop-
peling toelaat bij de condities die worden voorgeschreven door de overspannings-
categorie III , zoals voorzien door de installatievoorschriften (de afkoppelingsinrich-
ting wordt niet bij het product geleverd).
4.2 - Aansluiting van de accessoires op de motor
Accessoires die draadloos kunnen worden aangesloten: gebruik kabel 1, 2, 3
(afb. 3) om de accessoires aan te sluiten op de motor, rekening houdend met afb.
3, met hoofdstuk 6 - "Optionele accessoires" en de volgende waarschuwingen:
– LET OP! – De maximale lengte van de kabels waarmee een toetsenbord
(wandmodel) of een bedieningspaneel wordt verbonden met het relais,
bedraagt 100 m.
– De kabels 1, 2, 3 van de lijnbussen dienen NIET te worden aangesloten op de
elektriciteitsleiding.
– Op de geleider Wit + Wit-zwart kan slechts één van de compatibele accessoires
tegelijk worden aangesloten.
– Op de geleider Wit-oranje + Wit-zwart kan slechts één van de compatibele acces-
soires tegelijk worden aangesloten.
– De ingangen Open en Sluit sluiten elkaar uit, wat betekent dat ze met hetzelfde
knoppenpaneel gebruikt moeten worden (afb. 3). Als alternatief kan de ingang
Stap-voor-Stap worden gebruikt als alleen de geleider Wit beschikbaar is.
Accessoires die draadloos kunnen worden aangesloten (draagbare zenders
en een willekeurig model klimaatsensor): sla deze tijdens de programmeerfasen op
in het geheugen van de motor, rekening houdend met de procedures die in deze
handleiding (procedure 5.11) en in de handleidingen van de inrichtingen worden
beschreven.
5
PROGRAMMERING EN AFSTELLING
5.1 - Te gebruiken zender voor de programmerings-
procedures
• De programmeringsprocedures mogen alleen worden uitgevoerd met een
Nice-zender die ten minste is voorzien van de toetsen s, n en t.
• De programmeringsprocedures mogen alleen worden uitgevoerd met een zender
die in "Modus I" in het geheugen is opgeslagen (paragraaf 5.5 of 5.10.1).
• Als de zender die voor de progammering is gebruikt, meerdere automatiserings-
groepen aanstuurt, moet tijdens een procedure, voordat er een instructie wordt ver-
zonden, eerst de "groep" worden geselecteerd waartoe de automatisering behoort
die geprogrammeerd wordt.
3 – Nederlands
6
5.2 - Standen waarin het scherm automatisch stopt
Het elektronisch systeem dat op elk moment de beweging van het scherm contro-
leert, kan de beweging op autonome wijze stopzetten wanneer het scherm een be-
paalde, door de installateur geprogrammeerde stand bereikt. De programmeerbare
standen zijn (afb. 6):
– stand "0" = eindaanslag boven: scherm volledig opgerold;
– stand "1" = eindaanslag onder: scherm volledig afgerold;
– stand "H" = tussenstand: scherm deels open.
Wanneer de eindaanslagen nog niet geprogrammeerd zijn, kan de beweging van het
scherm alleen plaatsvinden met "Iemand aanwezig" (d.w.z. iemand moet de instruc-
tietoets gedurende de gewenste manoeuvreduur ingedrukt houden); de beweging
wordt gestopt zodra de gebruiker de toets loslaat. Na programmering van de eind-
aanslagen is daarentegen één simpele druk op de gewenste toets voldoende om het
scherm in beweging te brengen; de bwweging wordt op autonome wijze beëindigd
zodra het scherm de beoogde stand bereikt.
Voor het afstellen van de hoogten "0" en "1" zijn verschillende procedures beschik-
baar; bij het kiezen van de meest geschikte procedure moet rekening worden ge-
houden met de daagconstructie van uw scherm (zie het overzicht in de tabel).
LET OP! – Als u de eerder afgestelde hoogten van de eindaanslagen opnieuw
wilt afstellen, moet u rekening houden met het volgende:
ac
– als u de hoogten wilt afstellen via een andere procedure dan de procedure die
ac
eerder gebruikt is, moet u EERST de hoogten annuleren via procedure 5.16.
– als u de hoogten wilt afstellen met dezelfde procedure als eerder is gebruikt,
hoeft u deze niet te annuleren.
Bij de programmering van de eindaanslagen worden tegelijkertijd ook de twee draai-
richtingen van de motor aan de respctievelijke toetsen voor Omhoog (s) en Omlaag
(t) van de aansturingsinrichting gekoppeld (in eerste instantie, wanneer de eind-
aanslagen nog niet geprogrammeerd zijn, is deze koppeling willekeurig en kan het
gebeuren dat het scherm, wanneer er op de toets s wordt gedrukt, omlaag in plaats
van omhoog beweegt, en omgekeerd).
5.3 - Algemene waarschuwingen
• De afstelling van de eindaanslagen moet worden uitgevoerd nadat de motor in het
scherm is geïnstalleerd en deze op de voeding is aangesloten.
• Bij installaties waar meerdere motoren en/of ontvangers aanwezig zijn, moet u
voordat u met de programmering begint de elektrische voeding naar de motoren
en de ontvangers die u niet wilt programmeren, uitschakelen.
• Neem de tijdslimieten die in de procedures zijn aangegeven, strikt in acht: vanaf het
loslaten van een toets hebt u 60 seconden om de volgende toets in te drukken die
door de procedure voorzien is,; anders zal de motor bij het verlopen van de tijdslimiet 6
bewegingen uitvoeren om aan te geven dat de actieve procedure geannuleerd wordt.
• Tijdens de programmering voert de motor een bepaald aantal korte bewegingen
uit, als "antwoord" op de instructie die door de installateur wordt verzonden. Het is
van belang het aantal bewegingen te tellen en daarbij geen onderscheid te maken
voor wat betreft de richting waarin de bewegingen worden uitgevoerd.
• Steeds wanneer de voeding voor de motor wordt ingeschakeld, worden er 2 be-
wegingen uitgevoerd, indien er niet ten minste één zender en de hoogten voor de
eindaanslagen zijn opgeslagen.
5.4 - Overzicht van de zenders
5.4.1 - Compatibele zenders
Raadpleeg de Nice-productcatalogus of de website www.niceforyou.com voor infor-
matie over de Nice-bedieningsinrichtingen die compatibel zijn met de radio-ontvan-
ger die in de motor is ingebouwd.
5.4.2 - Hiërarchie van de geheugenopslag van de zenders
In het algemeen kan een zender in het geheugen worden opgeslagen als EERSTE
zender of als TWEEDE zender (of als derde, vierde, enzovoort).
A - Eerste zender
Een zender kan alleen in het geheugen worden opgeslagen als eerste zender als
er nog geen andere zender in het geheugen van de motor is opgeslagen. Voor
deze geheugenopslag volgt u procedure 5.5 (hiermee wordt de zender in het
geheugen opgeslagen in "Modus 1").
B - Tweede zender (of derde, vierde, enzovoort)
Een zender kan alleen in het geheugen worden opgeslagen als tweede zender (of
derde, vierde, enzovoort) als de Eerste Zender al in het geheugen van de motor
is opgeslagen. Voor deze geheugenopslag volgt u een van de procedures uit
paragraaf 5.10.
5.4.3 - Twee modi voor geheugenopslag van de toetsen
van een zender
Voor de opslag van de toetsen van een zender in het geheugen kunnen twee ver-
schillende modi worden gebruikt, namelijk: "Modus I" en "Modus II".