Luchtfilter reinigen resp. vervangen
Verwijder stof en vuil regelmatig van het luchtfilter om
− startproblemen,
− vermogensverlies
− een te hoog brandstofverbruik
te voorkomen.
Reinig de luchtfilter ca. alle 50 bedrijfsuren, bij bijzonder stoffige
verhoudingen vaker (alle 10 uren).
1.
Schroef alleen de getoonde stergreepmoer los en verwijder
de afdekking (20).
2.
Schroef de vleugelmoer los en verwijder de luchtfilter (21).
3.
Verwijder de piepschuimfilter (21A) van de papierfilter (21B).
4. Controleer de beide luchtfilterelementen. Vervang de elementen
bij beschadiging.
5. Reinig de filterelementen, wanneer ze opnieuw worden
toegepast.
Papierfilter: Om het vuil te verwijderen, klop de filter meerdere
keren op een hard oppervlak uit. U kunt de filter ook met
perslucht (niet boven 2,07 bar) schoon blazen.
Piepschuimfilter: Was de filter in warm zeepsop. Vervolgens
goed uitspoelen. Druk de luchtfilter in een droge, zachte lap uit.
Laat de luchtfilter goed drogen. Dompel de piepschuimfilter in
motorolie en druk hem dan in een droge, schone doek uit, om
overtollige olie te verwijderen. De motor rookt, wanneer zich te
veel overtollige olie in de piepschuim bevindt.
6.
Reinig de luchtfilteropnameplaat (33) en de afdichting (32)
met een vochtige doek. Let erop, dat geen vuil in de luchtleiding
naar de carburateur komt.
7. Zet de piepschuimfilter op de papierfilter. Bouw de complete
luchtfilter weer in. Trek de vleugelmoer vast aan. Let erop, dat de
afdichting (32) onder de luchtfilter is ingebouwd.
8. Reinig de afdekking met een vochtige doek.
9. Schroef de afdekking weer vast.
Exploiteer de machine nooit zonder luchtfilter. Stof en vuil
kunnen in de motor geraken en tot beschadigingen aan de machine
leiden.
Vervang het luchtfilter regelmatig.
Beschadigde luchtfilters moeten onmiddellijk vervangen
worden.
Bougie controleren resp. vervangen
Raak de bougie of bougiestekker niet aan als de motor draait.
Hoogspanning!
Gevaar
voor
verbranding
Veiligheidshandschoenen dragen!
Controleer de bougie en de elektrodenafstand regelmatig.
Ga hiertoe als volgt te werk:
1. Laat de motor afkoelen.
2.
Trek de bougiestekker (27) van de bougie (26) af.
3.
Draai de bougie (26) los met de meegeleverde bougiesleutel
(36).
4. Reinig de bougie, als deze vuil is.
5.
De elektrodenafstand moet 0,7 – 0,8mm bedragen.
6. Schroef de bougie voorzichtig met de hand in, om een
beschadiging van de schroefdraad te voorkomen.
7. Trek nu de bougie met de bougiesteker vast.
gebruikte bougie: 1/8 – 1/4 omdraaiing
nieuwe bougie: 1/2 omdraaiing
88
bij
hete
motor.
Een losse bougie kan zich oververhitten en de motor
beschadigen.
Een te vast aantrekken van de bougie kan de schroefdraad
in de cilinderkop beschadigen.
8. Steek de bougiesteer weer op.
Vervang de bougie:
− alle 100 uren of ieder seizoen (afhankelijk daarvan, welk geval
zich het eerst voordoet)
− als het isolatielichaam beschadigd is
− bij sterke elektrode-afbrand
− bij zeer vuile elektroden of elektroden die bedekt zijn met een
laagje olie
Gebruik de volgende bougies: F7RTC
Alternatieve bougies:
Bosch WR 7 DC; NGK VPR 6 ES; Champion RN 9 YC;
Oregon OLR 15 YC
Ontstekingsvonk controleren
1. Laat de motor afkoelen.
2.
Trek de bougiestekker (27) van de bougie (26) af.
3.
Draai de bougie los met de meegeleverde bougiesleutel (36).
4. Steek de bougiestekker goed op de bougie.
5. Stel de motor zoals onder "Koude start van de motor" (punt 1 –
4) is beschreven in.
6. Druk de bougie met een geïsoleerde tang tegen het motorhuis
(niet in de buurt van het bougiegat).
7. Trek krachtig het startkabel aan de startgrendel.
Bij foutvrije werking moet een vonk tussen de elektroden
zichtbaar zijn.
Geluiddemper / uitlaatopening
Controleer regelmatig de geluidsdempers.
Reinig de uitlaatopening (41) regelmatig.
Reinig de geluiddemper niet, als de motor heet is. Gevaar voor
verbranding.
Olie verversen
Wissel de olie, zo lang de motor nog warm is. Warme olie loopt
snel en volledig af.
De olie is pas na de eerste 5 bedrijfsuren te wisselen. Daarna slechts
alle 100 bedrijfsuren resp. ieder seizoen.
Er zijn twee personen vereist.
1.
Schroef de olieaftapschroef (4) eruit.
2.
Schroef de olieaftapschroef (3) eruit.
3.
Eerste persoon:
houdt een ten minste 0,6 l bevatend reservoir onder de
olieaftapschroef.
Tweede persoon:
kantel de hakselaar, opdat de olie eruit kan lopen.
4. Maak het bereik rond om de olieuittredingsopening grondig
schoon.
5. Schroef de olieaftapschroef weer vast.
6. Vul de nieuwe olie – 0,6 l – (olie zie „TANKEN") langzaam in de
opening.
7. Draai de olie-invulschroef vast.
8. Wis de olie-achterstanden/verontreinigingen weg.
Verdere informaties omtrent de motor ontleent u alstublieft
de bijgevoegde "Gebruiksaanwijzing motor".