5. Instandhouding
Wij raden de gebruiker aan, een onderhoudscontract
met een installatiebedrijf af te sluiten.
Overeenkomstig DIN 1988, deel 8, dienen de volgende
maatregelen te worden getroffen :
5.1 Inspectie
Eenmaal per jaar door de gebruiker of door een installatie-
bedrijf te verrichten.
1. Klep 2 sluiten.
2. Controle van de ingestelde uitlaatdruk op de manometer,
wanneer er geen water stroomt.
De druk mag niet toenemen. Blijft de druk niet bestendig
en loopt deze langzaam op, dan dient men het binnenwerk
van de klep na te zien en eventueel te vervangen zoals
onder «5.2 Onderhoud van den drukverlagingsklep»
beschreven.
3. Klep 2 langzaam openen.
5.2 Onderhoud
Dient door een installatiebedrijf te worden verricht. Het
tijdsinterval (1 - 3 jaar vlg. DIN 1988) is afhankelijk van
de plaatselijke bedrijfscondities.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop ontlasten
(bijv. door watertaps).
3. Gleufschroef 3 losdraaien
G
Niet eruit draaien !
4. Veer voor de instelwaarde ontspannen door de afstelknop
naar links (-) te draaien.
5. Klep 2 sluiten.
6. Veerkap eraf schroeven.
G
Dubbele ringsleutel ZR10K gebruiken.
7. Slipring 9 wegnemen.
8. Binnenwerk van de klep het met een tang eruitlichten.
9. Nagaan, of pakking 10 en knijpstukrand 11 in goede
verkeren zonodig het binnenwerk van klep D06FA
volledig vervangen.Voor het uitwisselen van gleufring 12 ,
zeefhouder 13 alsmede leistuk 14 eraf schroeven.
10. Montage in omgekeerde volgorde
G
Membraan met de vinger indrukken, vervolgens de slip-
ring erin leggen (op de juiste ligging letten).
11. Instelschaal regelen zoals in hoofdstuk 4 beschreven.
12. Uitlaatdruk door draaien van de instelknop regelen
(zie hoofdstuk 2).
5.3 Filter
G
Het filter moet regelmatig en op zijn laatst om de
2 maanden door terugspoeling gereinigd worden.
- Dat mag door de gebruiker worden gedaan.
G
Wordt daarmee geen rekening gehouden, dan kan dat
tot verstopping van het filter leiden. Drukverlaging en
een verminderde doorstroomcapaciteit zijn daarvan het
gevolg.
G
De filterzeven zijn van roestvrij staal. Een rood aanslag
als gevolg van roestafzetting uit de buisleidingen heeft
generlei invloed op de functie noch op de werking van
het filter.
Niet vergeten om na te kijken of het kogelventiel
functioneert. Vervangen als zich druppelvorming
voordoet!
NL
5.4 Terugslagklep
De terugslagklep moet elk jaar nagezien worden. Deze controle
mag door de gebruiker geschieden.
1. Afsluiter 1 sluiten.
2. Controlekraan 15 openen.
Totdat de druk wordt afgelaten, zal er wat water uit de
controlekraan lopen. Na korte tijd moet dat ophouden.
Druppelt of loopt dat water zonder ophouden door, dan is
de terugslagklep beschadigd of vervuild. Wendt u zich tot
uw installateur om het defect uit de weg te ruimen.
3. Controlekraan 15 sluiten.
4. Afsluiter 1 openen.
Controleklep 2 mag pas worden geopend als
blokkeerklep 1 gesloten is.
6. Toepassingsgebied
Uitlaatdruk
1,5 - 6 bar
Aansluitingsformaat 1/2" - 2"
Met doorzichtige zeefhouder
Medium Water tot
max. 40 °C
Inlaatdruk
max. 16 bar
Voor het reinigen van synthetisch materiaal geen
schoonmaakproducten gebruiken, die oplosmiddelen
bevatten.
Op plaatsen onderhevig aan ultraviolette bestraling of
daar, waar oplosmiddeldampen optreden, een bronzen
zeefhouder gebruiken.
Met bronzen zeefhouder
Medium Water tot
max. 70 °C
Inlaatdruk
max. 25 bar
* Is de waterdruk hoger dan 16 bar, dan moet er een manometer met een
hoger schaalbereik als ingangsmanometer gebruikt worden
7. Veiligheidswenken
1. Bedient u zich van de apparatuur
G
in onberispelijke conditie
G
overeenkomstig de doelstelling daarvan
G
rekening houdend met veiligheid en mogelijke gevaren
2. Neemt u het installatievoorschrift in acht.
3. Laat u defecten, die aan de veiligheid afbreuk kunnen
doen, onmiddellijk verhelpen.
4. Huishoudwatercombinatie HS10S is uitsluitend bestemd
voor de in dit installatievoorschrift vermelde toepassings-
gebieden. Een ander of daaraan te buiten gaand gebruik
wordt geacht in strijd te zijn met de doelstelling daarvan.
8. Reserveonderdelen en toebehoren
Zie bladzijde 16, 17
9