•
klem 2 elektronische kaart schoon remote-contact werkwijze verwarming/koeling
•
klem 3 elektronische kaart schoon remote-contact Eco-werkwijze
•
klem 4 elektronische kaart schoon remote-contact nachtwerkwijze
•
klem 5 elektronische kaart schoon remote-contact activering sanitairwater (reeds aangesloten op klemmenstrook 5/L)
•
klem 6 elektronische kaart schoon remote-contact TA (zie par.3.4 remote-bediening)
•
klem 7 elektronische kaart gemeenschappelijke aansluiting schone remote-contacten
De klemmen 1 tot 7 bevinden zich op elektronische kaart; de klemmen kunnen uit de kaart getrokken worden zodat ze gemakkelijker
aangesloten kunnen worden om daarna weer in de originele positie te worden teruggeplaatst (zie afb. 25).
Alle extra kabels moeten voldoende lang zijn om de opening van het elektrische paneel mogelijk te maken.
Eenfase-buitenunit:
•
klemmen L-N-
•
klemmen Q-P-
Driefase-buitenunit:
•
klemmen R-S-T-N-
•
klemmen Q-P-
2.10
CONTROLES VAN DE INSTALLATIE (afb. 10,15)
2.10.1
Voorbereiding voor de eerste indienststelling (afb. 15)
Alvorens de lucht-water warmtepompen in dienst te stellen, moeten de volgende punten gecontroleerd worden:
•
Alle veiligheidsvoorwaarden moeten in acht genomen zijn
•
De lucht-water warmtepomp moet op opportune wijze op het steunvlak bevestigd zijn
•
De respectzone moet in acht genomen zijn
•
De hydraulische verbindingen moeten uitgevoerd zijn volgens het instructieboekje
•
De hydraulische installatie moet gevuld en ontlucht zijn
•
De onderbrekingskleppen van het hydraulische circuit moeten geopend zijn
•
Als een ketel in de installatie aanwezig is, moet gecontroleerd worden of de terugslagkleppen op de wateringangen naar de
warmtepomp en naar de ketel geïnstalleerd zijn, zodat een verlaging van het waterdebiet in de installatie en de binnenkomst
van te warm water in de warmtepomp vermeden worden
•
De elektrische aansluitingen moeten correct uitgevoerd zijn
•
De spanning moet tussen 198 en 264V voor de eenfase-unit en tussen 342 en 440V voor de driefase-unit liggen
•
De driefasevoeding voor de driefasemodellen moet een balansontregeling tussen de fasen van maximaal 3% hebben
•
De aardverbinding moet correct uitgevoerd zijn
•
Alle elektrische verbindingen moeten correct aangehaald zijn
•
De doorsnede van de voedingskabels moet geschikt zijn voor de absorptie van het apparaat en de lengte van de uitgevoerde
aansluiting
•
De procedure van regeling van de waterhardheid moet uitgevoerd zijn en de potentiometer op de kaart van de wasbeurten
moet correct in positie gebracht zijn
•
Verwijder ieder object, met name vuil, stukken draad en schroeven
•
Controleer of alle kabels aangesloten zijn en of alle elektrische verbindingen stevig vast gezet zijn
•
Alvorens de compressor te starten moet het systeem minstens 5 uur continu ingeschakeld geweest zijn
•
Zowel de serviceklep van de gasbuis als die van de vloeistofbuis (afb. 15 ref. E) moeten geopend zijn
•
Vraag de klant om bij de werktest aanwezig te zijn
•
Laat de inhouden van de handleiding aan de klant zien
2.10.2
Controles tijdens en na de eerste indienststelling (afb. 10)
Controleer nadat het starten uitgevoerd is, of:
•
de door de compressor geabsorbeerde stroom lager is dan de maximumwaarde die bij de gegevens van het plaatje aangeduid
worden
•
de elektrische spanning tijdens de werking overeenkomt met de waarde van het plaatje +/-10%
•
de driefasevoeding een balansontregeling tussen de fasen heeft van maximaal 3%
•
het geluidsniveau van de driefasecompressor niet abnormaal is
•
het apparaat binnen de aanbevolen werkvoorwaarden werkt (zie afb. 10)
•
het hydraulisch circuit volledig ontlucht is
•
de lucht-water warmtepomp een stilstand uitvoert, gevolgd door een hernieuwde inschakeling
•
De temperatuursprong tussen aanvoer en retour installatie moet tussen 4÷7°C liggen door ondervraging van parameters t1
en t2
•
als de temperatuursprong lager is dan 4°C moet een lagere snelheid van de circulator ingesteld worden. Is de sprong
daarentegen hoger dan 7°C dan moet gecontroleerd worden of alle kleppen op de installatie geopend zijn en moet eventueel
een externe pomp worden toegevoegd om het waterdebiet te verhogen.
voeding van de buitenunit
communicatiekabel tussen binnenunit en buitenunit
voeding van de buitenunit
communicatiekabel tussen de binnenunit en de buitenunit
2
71