Referentiewaarden Water Installatie; Vullen Van De Hydraulische Installatie - Olimpia splendid Sherpa OS-CEBSH24EI Instrucciones Para La Instalación, Uso Y Mantenimiento

Ocultar thumbs Ver también para Sherpa OS-CEBSH24EI:
Tabla de contenido
Idiomas disponibles

Idiomas disponibles

2.6

REFERENTIEWAARDEN WATER INSTALLATIE

pH: 6,5 ÷ 7,8
Elektrische geleidbaarheid: tussen 250 en 800 μS/cm
Totale hardheid: tussen 5 en 20 °F
Totaal ijzer: minder dan 0,2 ppm
Mangaan: minder dan 0,05 ppm
Chloriden: minder dan 250 ppm
Zwavelionen: afwezig
Ammoniakionen: afwezig
Als de totale hardheid hoger is dan 20°F of als enkele referentiewaarden van het aanmaakwater niet binnen de aangeduide
limieten liggen, neem dan contact op met onze voorverkoopdienst om de uit te voeren behandelingen vast te stellen.
Put- of grondwater dat niet afkomstig is van de waterleiding, moet altijd nauwkeurig geanalyseerd worden en indien dat het geval
is met de geschikte behandelingssystemen behandeld worden. In het geval van installatie van een waterverzachte, dient u niet
alleen de voorschriften van de fabrikant daarvan op te volgen maar moet de hardheid van de wateruitgang niet onder 5°F ingesteld
worden (voer ook de testen van pH en zoutgehalte uit) en controleer de concentratie chloriden in de uitgang, na de regeneratie
van de harsen. In geval van vorstgevaar moet de installatie geleegd worden en vult u deze met een antivriesvloeistof, in een
percentage dat geschikt is voor de minimumtemperaturen die bereikt kunnen worden. Oplossingen van water en ethyleenglycol,
die als warmtegeleidende vloeistof gebruikt worden, veroorzaken een afname van de prestaties van de units. Voeg water toe
met een maximumpercentage van 35% ethyleenglycol (gelijk aan een bescherming tot -20°C).
2.7

VULLEN VAN DE HYDRAULISCHE INSTALLATIE

Zijn de hydraulische aansluitingen eenmaal tot stand gebracht, dan moet de installatie worden gevuld. Op hetzelfde moment is het
nodig om de lucht binnenin de leidingen en het apparaat te ontluchten met behulp van de ontluchters die op het circuit en op het
apparaat aangebracht zijn. De machine mag aan het begin, met leeg watercircuit, niet op het elektrische voedingsnet aangesloten
worden. Alleen in de eindfasen van vulling van het hydraulische circuit mag de machine elektrische voeding ontvangen en mag de
circulatiepomp van start gaan. Er wordt geadviseerd om de functie van het tijdelijk forceren van de circulatiepomp gedurende 15
minuten te activeren door activering van parameter FPA (zie par. 3.4 Controles van de circulatiepomp). Als een externe hulppomp
gebruikt wordt, mag ook deze pas tijdens de eindfasen van het vullen van het circuit gestart worden.
De bedrijfsdruk van de installatie mag met uitgeschakelde pomp de 1,5 BAR niet overschrijden.
Er wordt in ieder geval geadviseerd, ten behoeven van de controle op eventuele lekken op het moment van testen van de installatie,
om de testdruk te verhogen (maximumdruk 3 bar) en om deze vervolgens te ontladen om de bedrijfsdruk weer te bereiken.
2.8
DEBLOKKERING CIRCULATIEPOMP (afb. 22)
Als tijdens de eerste inschakeling, na de start van de circulator, op het display van het bedieningspaneel AL6 verschijnt, controleer
niet verstopt is, of er geen luchtbellen in het circuit zijn, of de waterdruk van de installatie correct is en of de circulator niet
geblokkeerd is.
Nadat de oorzaak verholpen is, neemt u het alarm weg door op het bedieningspaneel tien seconden op de inschakelknop te
Om de circulatiepomp te deblokkeren, draait u aan zijn as zoals afb. 22 toont, nadat u de dop verwijderd heeft.
2.9
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN (afb. 23, 24, 25, 26)
De elektrische aansluitingen moeten tot stand gebracht worden met inachtneming van de instructies die in de handleiding
voor de installatie staan en met inachtneming van de normen of praktijken die de aansluitingen van elektrische apparatuur op
nationaal niveau regelen. Onvoldoende capaciteit of onvolledige elektrische aansluitingen kunnen de oorzaak van elektrische
schokken of brand vormen.
Let op De elektrische voedingscircuits van de binnen- en de buitenunit moeten geschieden zijn. De lijn van de
buitenunit moet beveiligd worden met een thermomagnetische schakelaar of zekeringen van de juiste maat.
Gebruik nooit een voeding waarop ook een ander apparaat aangesloten is.
Gebruik voor de aansluiting een kabel die voldoende lang is om de gehele afstand af te leggen, zonder ook maar een enkele
verbinding. Gebruik geen verlengsnoeren. Pas geen ladingen op de voeding toe maar gebruik een apart voedingscircuit
(anders kan het risico op oververhitting, elektrische schokken of brand ontstaan).
de verbindingskabels stevig vast zodat de betreffende klemmen niet aan externe krachten blootgesteld worden en gebruik
de kabelklemmen binnenin de units. Onvolledige aansluitingen of bevestigingen kunnen de oorzaak van oververhitting of
brand vormen.
Nadat de verbindings- en voedingskabels aangesloten zijn, controleert u of de kabels zo gelegd zijn dat ze geen te grote
kracht op de afdekkingen of de elektrische panelen uitoefenen. Monteerde afdekkingen op de kabels.
Indien tijdens de installatie koelmiddel naar buitenkomt, moet het vertrek gelucht worden (het koelmiddel produceert toxische
gassen als het aan een vlam blootgesteld wordt).
Alvorens om het even welke ingreep uit te voeren, controleert u of de elektrische voedingen van de buiten- en binnenunit
uitgeschakeld zijn.
Raadpleeg de afb. 23, 24, 25, 26 voor het tot stand brengen van de elektrische aansluitingen.
De voedingsspanning moet overeenstemmen met de waarde die in de tabel met technische kenmerken staat.
De kabeluiteinden moeten uitgerust zijn met eindpunten waarvan de doorsnede in verhouding staat met de aansluitkabels voordat
ze in de klemmenstrook aangebracht werden.
2
69
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido