Aansluiting met klemmenkast Ex e PIR 7000 (EAC 0000)
De klemmenkast Ex e PIR 7000 is bestemd voor de bevestiging op een gastransmitter Dräger
PIR 7000 / Dräger PIR 7200 met M25 schroefaansluiting (IDS 011x). De kabeldiameter mag
tussen 7 en 12 mm bedragen. Er mogen geleiders met max. 2,5 mm
aangesloten. Het aandraaimoment voor de klemschroeven bedraagt min. 0,6 Nm. De
dekselschroeven dienen met een draaimoment van min. 1,5 Nm te worden aangedraaid.
Aansluiting met junction box Ex d PIR 7000
De junction box Ex d PIR 700 is bestemd voor de bevestiging op een gastransmitter Dräger
PIR 7000 / Dräger PIR 7200 met 3/4" NPT-schroefaansluiting (IDS 010x). Er kunnen geleiders
2
2
met max. 2,5 mm
of 2 x 1 mm
worden aangesloten. Het schroefdeksel moet met een
draaimoment van minimaal 5 nm en de borgschroef met minimaal 1 Nm worden vastgedraaid.
Bevestiging met montageset PIR 7000 (68 11 648) of met buisaansluitingsset PIR 7000
(68 11 850)
Installatieaanwijzing van de betreffende accessoire in acht nemen.
– Alle bouten tegen losraken beveiligen.
Elektrische installatie
WAARSCHUWING
Bij de installatie dient u erop te letten dat de gehele bedrading voldoet aan de nationale
voorschriften inzake installatie van elektrische apparatuur en, indien van toepassing, dienen
bovendien de voorschriften voor de installatie op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan
heersen (Ex-gebieden) in acht te worden genomen. In het geval van twijfel dient u voor de
installatie contact op te nemen met de bevoegde instantie.
Apparaten die uitgerust zijn met een meetfunctie voor de explosiebeveiliging volgens richtlijn
94/9/EG, bijlage II, 1.5.5 tot 1.5.7, moeten met een stroomvoorziening worden uitgevoerd die
spanningsonderbrekingen van max. 10 ms aan de primaire zijde niet aan de secondaire zijde
overdraagt.
Als de connector van de gastransmitter (bij enkele apparaattypen aanwezig) niet nodig is,
moet deze voorafgaande aan de elektrische installatie worden verwijderd.
Daarvoor de leidingen met een geschikt gereedschap direct vóór de connector afknippen en
strippen.
– Installatie met 3- of meerdraads-kabel. Aanbeveling: afgeschermde kabel,
kabelafscherming met een bedekkingsgraad 80 %. Aansluiting van de afscherming: het is
aan te bevelen deze op de centrale (controller) aan te sluiten.
Om een feilloze werking van de gastransmitter te waarborgen, mag de impedantie van de 4 tot
20 mA signaallus niet meer dan 500 Ohm bedragen. Afhankelijk van de bedrijfsspanning en
de toepassing (bijvoorbeeld HART-bedrijf) moet een minimale impedantie van 230 ohm
worden aangehouden. De geleiders van de stroomvoorziening moeten een voldoende lage
weerstand hebben om een correcte voedingsspanning op de gastransmitter te waarborgen.
WAARSCHUWING
De gastransmitter mag pas van stroom worden voorzien, nadat de bedrading compleet
aangebracht en gecontroleerd is.
De gastransmitter elektrisch op aarde aansluiten.
Gastransmitter aansluiten.
96
2
of 2 x 1 mm
OPMERKING
Kleurcode van de geleiders op de gastransmitter:
rood
= + (Gelijkspanningsvoorziening: 9 tot 30 V DC resp. 13 tot 30 V DC bij HART-
bedrijf; opgenomen vermogen: max. 7 W)
2
worden
zwart
= – (gemeenschappelijke referentiepotentiaal)
bruin
= 4 tot 20 mA en HART signaal-uitgang
wit
= Seriële interface
groen/geel
= Aarde
Elektrische installatie controleren om te waarborgen dat alle geleiders correct aangesloten
zijn.
De witte aansluitdraad niet inkorten wanneer de seriële interface niet wordt gebruikt;
uitzondering: er staan extra klemmen ter beschikking in de klemmenkast.
Aansluitdraden in de klemmenkast mechanisch beveiligen.
Wanneer de installatie in een beschermbuis gelegd is:
Beschermbuisafdichtingen gieten en laten uitharden.
Aansluitschema current source
+
–
Voedings-
spanning
Centrale,
bijv. Dräger REGARD
Aansluitschema current sink
+
–
Voedings-
spanning
Centrale
R
S
1 2 3 4 5 6
+
–
R
S
1 2 3 4 5 6
+
–