Gevoeligheid kalibreren Dräger PIR 7000 / Dräger PIR 7200
Actie
Statusaanduiding
Apparaat voor gevoeligheidskalibratie voorbereiden:
Magneetstaaf op
groen/geel knippert
markering » S «
snel en afwisselend
zetten en erop
houden.
Magneetstaaf
groen en geel aan
verwijderen.
Gevoeligheidskalibratie starten:
Magneetstaaf binnen
2 seconden
gedurende min.
1 seconde op
markering » S «
groen/geel knippert
plaatsen en weer
afwisselend
verwijderen.
Kalibratie-adapter
PIR 7000 plaatsen.
Kalibratiegas met
een flow van min.
0,5 L/min toevoeren
aan de sensor.
Controleren of de
meetcuvette met het
betreffende
kalibreergas wordt
gespoeld (min. 30
seconden, moet
worden aangepast
aan de lokale
situatie).
Magneetstaaf op
groen en geel aan
markering » S «
zetten en erop
houden.
Magneetstaaf
groen/geel knippert
verwijderen.
langzaam en
afwisselend
100
Uitgangssignaal Uitleg
Meetmodus
Apparaat voor
gevoeligheidskalibratie
instellen.
Meetmodus
Apparaat wacht op start van
de kalibratie.
(timeout na ca. 5 sec.)
Onderhoudssign
Kalibratiecyclus wordt gestart.
aal
(timeout na ca. 4 min.)
Onderhoudssign
Bevestigen dat de
aal
gastransmitter met het
betreffende kalibratiegas
gespoeld is.
Onderhoudssign
Apparaat bepaalt de actuele
aal
weergaveafwijking.
(timeout na ca. 30 min.)
Actie
Statusaanduiding
Weergave van de gevoeligheidsafwijking:
Ca. 1 tot 2 minuten
groen knippert met
wachten, totdat het
enkel ritme:
gele statuslampje
uitgaat. Aan hand
groen knippert met
van de
dubbel ritme:
knipperfrequentie
van het groene
statuslampje kan de
groen knippert met
aanwezige
drievoudig ritme:
weergaveafwijking
worden afgelezen.
Gevoeligheidsafstelling uitvoeren:
Magneetstaaf op
groen en geel aan
markering » S «
zetten en erop
houden.
Magneetstaaf
groen/geel knippert
verwijderen.
afwisselend
De gastransmitter sluit de kalibratie automatisch af en schakelt (na het bereiken van de
gasconcentratie voor de kalibratie, nauwkeurigheid: ±5 %) in de meetmodus (groen aan).
Na afsluiting van de kalibratie of bij overschrijden van de timeout-tijd, kalibratiegas afzetten
en eventueel het voor de kalibratie gebruikte begassingstoebehoor verwijderen.
WAARSCHUWING
Het af fabriek ingestelde kalibreergas en de af fabriek ingestelde kalibreergasconcentratie
zijn op het configuratieplaatje aangegeven.
Als van deze instellingen wordt afgeweken, moeten de gewijzigde parameters met behulp
van de Remote Access-Box Dräger RAB 7000, een pc en de pc-software Dräger PolySoft of
®
met een HART
-handbedieningsapparaat overgedragen en na teruglezen gecontroleerd
worden. De gewijzigde parameters op het configuratieplaatje invullen. De aanbevolen
kalibratiegasconcentratie bedraagt 40 tot 60% van de eindwaarde van het meetbereik.
Na wijziging van kalibreergas of kalibreergasconcentratie moet de uitgegeven waarde bij de
eerste toepassing van het kalibreergas worden gecontroleerd (bijv. bij de nachgeschakelde
centrale of bij de kalibrering met behulp van een pc en de pc-software Dräger PolySoft op het
kalibreerscherm).
Uitgangssignaal Uitleg
Onderhoudssign
De weergaveafwijking is
aal
kleiner als de ingestelde
"omgevingsgrens kalibratie".
Onderhoudssign
Geringe weergaveafwijking.
aal
Onderhoudssign
De weergaveafwijking is groter
aal
dan ±15 % van de
kalibratiegasconcentratie.
(timeout na ca. 30 min.)
Onderhoudssign
Afstelling wordt bevestigd.
aal
Onderhoudssign
Gevoeligheidsafstelling wordt
aal
afgesloten.