De pomp kan in een hangende positie geïnstal-
leerd worden middels toepassing van een metalen
persleiding. Bevestig de koppeling zodanig dat
deze niet los kan raken tijdens in bedrijf zijn.
Installeer de pomp op een afstand van tenminste
0,5 m van de bodem van de bron zodat er geen
zand in kan komen.
Een veiligheidskabel of ketting van duurzaam
materiaal moet altijd gebruikt worden om een hang-
dende pomp te verzekeren. Als er een plastic of
flexibele persleiding gebruikt wordt, dient een veilige
kabel of ketting gebruikt te worden voor het laten
zakken of optillen van de pomp. Gebruik nooit de
elektricitieitskabel om de pomp aan op te hangen.
Gebruik nooit de voedingskabel voor
het zakken c.q. stijgen van de pomp.
Bevestig de elektriciteitstoevoer kabel aan de
persleiding middels kabelklemmen om de 3 m.
De kabel niet strak monteren. Ruimte laten tussen
de klemmen om het risico van scheuren bij uitzet-
ting van de persleiding te voorkomen.
3. Elektrische aansluitingen
Het aansluiten van de pomp dient door een
gekwalificeerde elektriciÎn te gebeuren.
Lokale regelgeving dient te allen tijde te
worden nageleefd.
Volg altijd de veiligheidsregels.
De pomp dient op de juiste wijze geaard te
worden ook wanneer een niet-metalen perslei-
ding wordt toegepast.
LET OP: Bij water met chloride (of zout water)
dient de aarde tevens om het risico van galvani-
sche corrosie te verminderen, speciaal bij niet-
metalen persleiding en veiligheids kabel.
Zorg ervoor dat de frequentie en hoofdspanning
geschikt zijn voor de pomp: zie het typeplaatje
voor gegevens.
Voor gebruik in zwembaden (niet wanneer er zich
mensen in bevinden) vijvers of soortgelijke situ-
aties is het noodzakelijk dat een aardlekschake-
laar van maximaal (I∆N) 30 mA in de voeding
wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar, voor het verbreken
van de voedingsspanning met een contactaf-
stand van tenminste 3 mm bij alle polen.
Als het waterpeil niet onder rechtstreeks toezicht
staat, installeer dan een automatisch controlesys-
teem met vlotter of elektroden om de pomp tegen
droogdraaien te beschermen en automatisch aan-
en uit te laten schakelen.
De pompen zijn voorzien van kabeltype H07RN8-F,
4 G 1 mm
. Wanneer de kabel verlengd dient te
2
worden, zorg er dan voor dat de juiste maatvoe-
ring wordt toegepast om spanningsval te voorko-
men. Voor onderwater verbindingen dient men
gebruik te maken van krimpkousverbindingen of
andere onderwater verbindingen.
3.1. De één-fase MXSM pomp
Deze pompen zijn voorzien van een ingebouwde
condensator en een thermische beveiliging, met
stekker.
Kabel met stekker: plaatst de stekker in een stopcon-
tact met aarde.
De motor stopt in geval van oververhitting.
Als de wikkelingen afgekoeld zijn (na 2 tot 4 minu-
ten) geeft de thermische beveiliging aan dat de
pomp weer gestart kan worden.
Schakelschema zie pag. 53.
3.2. Drie-fasen MXS pomp
Bij deze pompen moet een motorbeveiligings-
schakelaar volgens gegevens van het typeplaatje
in de schakelkast gebouwd worden.
4. Opstarten
Bij een drie-fase pomp dient de draairichting
gecontroleerd te worden. Hiertoe dient men de
persklep te sluiten en de druk (met manometer) of
de capaciteit te controleren. Schakel daarna de
pomp uit en verwissel de aansluitingen van twee
fases op het controlepaneel. Start de pomp weer
op en controleer de druk of capaciteit. De juiste
draairichting zal een aanzienlijk hogere druk en
capaciteit opleveren.
Zorg ervoor dat de pomp voldoet aan de opgege-
ven prestaties en dat het opgenomen vermogen
voldoet aan de specificaties op het typeplaatje.
Indien de stroomsterkte te hoog is, dienen de klep
of kleppen in de persleiding zodanig versteld te
worden dat e.e.a. weer conform de markering op
het typeplaatje is.
LET OP: nooit de pomp laten draaien tegen
een gesloten afsluiter langer dan 5 minuten.
LET OP: laat de pomp nooit droogdraaien,
zelfs niet als test.
Start de pomp nooit op voordat deze tenminste
100 mm is ondergedompeld.
Pomp met vlotterschakelaar:
De vlotterschakelaar aan de pomp zorgt voor
automatische in- en uitschakeling.
Controleer of de vlotterschakelaar vrij hangt.
Wanneer noodzakelijk verander de lengte van de
kabel. Te lange kabel veroorzaakt schade aan de
motor (oververhitting) en de pomp draait droog.
Pomp zonder vlotterschakelaar:
Als er geen ontluchtingsklep aanwezig is in syste-
men met een terugslagklep, moet de minimum
dompeldietpe bij het opstarten 300 mm zijn. Een
ontluchtingsklep moet gebruikt worden in systemen
met een ondergedompelde persleiding. Start de
pomp nooit op met een gesloten persklep. Haal de
pomp nooit uit het water als deze nog in werking is.
5. Onderhoud
Onder normale omstandigheden zal de pomp
geen onderhoud nodig hebben.
Bij vorst dient, als de pomp niet draait en deze
niet ondergedompeld is op een veilige diepte, de
pomp uit het water gehaald worden en op een
droge plaats geplaats te worden.
27