22 – NL
TTH200 TEMPERATUUR-MEETOMVORMER SENSORKOPMONTAGE | CI/TTH200-X1 REV. B
... 8 Ingebruikname
Parametrering van het apparaat
Aanwijzing
Het apparaat beschikt niet over bedieningselementen voor de
parametrering ter plaatse.
De instelling vindt plaats via de HART-interface.
De instelling van het apparaat vindt plaats met standaard
HART®-tools. Daartoe behoren:
•
ABB Handheld HART®-communicator DHH805 (TTX200
EDD)
•
ABB Asset Vision Basic (TTX200 DTM)
•
ABB 800xA besturingssysteem (TTX200 DTM)
•
ABB Field Information Manager / FIM
(TTX200 EDD, TTX200 Package)
•
Andere tools, die standaard-HART®-EDD's of -DTM's
ondersteunen (FDT1.2)
Aanwijzing
Niet alle tools en randapplicaties ondersteunen in dezelfde mate
DTM's of EDD's. Met name de optionele of uitgebreidere functies
van de EDD / DTM staan onder omstandigheden niet altijd bij alle
tools ter beschikking.
ABB biedt randapplicaties aan die het volledige spectrum aan
functies en vermogen ondersteunen.
126
Basisinstellingen
Sensorfout-afstemming (DTM-afstemmingsfunctie)
De sensorfout-afstemming is in DTM mogelijk via de menu-optie
Gerät / Kalibrierung (Apparaat / kalibratie).
Voor de sensorfout-afstemming moet de op de meetomvormer
aangesloten sensor per waterbad of oven bij voorkeur op de
begintemperatuur voor de meting / Trim low worden gezet. Let
er met name op dat een afgestemde stabiele temperatuurstaat
bereikt wordt.
In DTM dient de betreffende temperatuur van de sensor te
worden ingesteld voordat de afstemming wordt uitgevoerd. Uit
de vergelijking van de ingevoerde afstemtemperatuur
(instelwaarde) en de door de meetomvormer gemeten digitale
temperatuur, die na de linealisering als HART-
temperatuurinformatie ter beschikking staat, bepaalt de
meetomvormer de door de sensor veroorzaakte
temperatuurafwijking.
Deze vastgestelde temperatuurafwijking zorgt bij een sensor-
afstemming (eenpuntsafstelling) tot een offsetverschuiving van
de door de linealiseringsmodule afgegeven lineaire karakteristiek
waarvan de waardes overeenkomen met het HART-signaal resp.
aan de stroomuitgang kunnen worden overgedragen.
Een zuivere sensor-offsetfout kan worden gecorrigeerd met de
kalibratiefunctie "Messbereichsanfang setzen" (meetbereikbegin
instellen) of de instelfunctie "Trim low".
Een onzuivere offsetfout kan daarentegen kan principieel alleen
met een tweepuntsinstelling of een tweepuntskalibratie worden
gecorrigeerd.