10 Signaleringslampjes
LIJST VAN DE SIGNALERINGEN VAN DE CONTROLELAMPJES VOOR DE BEDIENINGEN EN DE BEVEILIGINGEN:
- «ALIM»
Groen lampje. Meestal aan,
signaleert dat de printkaart stroom krijgt.
- «PROG» Rood lampje. Normaal uit.
Tijdens het inschakelen van de afstandbediening gaat dit lampje aan of knippert het.
Het knippert sneller als tegelijkertijd de lampjes C1/C3/ST aan zijn
- «C1»
Geel lampje. Normaal uit.
Als dit brandt samen met het lampje PROG dat knippert, signaleert het dat er een voorwerp is tussen de fotocellen
(aangesloten voor de functie weer openen tijdens sluiten) of dat deze fotocellen niet werken.
- «C3»
Geel lampje. Normaal uit.
Als dit brandt samen met het lampje PROG dat knippert, signaleert het dat er een voorwerp is tussen de fotocellen
(aangesloten voor de functie stop halverwege) of dat deze fotocellen niet werken.
- «ST»
Geel lampje. Normaal uit.
Als dit brandt samen met het lampje PROG dat knippert, signaleert het dat de knop totaal stoppen is ingedrukt of dat deze
knop niet werkt.
11 De radiobediening inschakelen
11.1 - ANTENNE
11.2 - RADIOFREQUENTIEKAART
Koppel de frequentiekaart aan de elektronische printkaart NADAT
U EERST DE SPANNIGN HEBT UITGEZET (of de batterijen hebt
losgemaakt).
Opm.: De elektronische printkaart herkent de radiokaart alleen als
de spanning wordt ingeschakeld.
Sluit de kabel RG58 van de antenne aan
op de bijbehorende klemmen.
Uitgang van het tweede kanaal van de
radio-ontvanger (contact N.O.).
Vermogen van het contact: 5A-24V (d.c.).
(Zie ook hoofdst. 6.4)
Kaart AF