NEDERLANDS
8. Aan-uitschakelaar van het LED-lampje voor AREA
9. Indicator voor omgekeerde polariteit
10. LED-lampje voor AREA
11. Wisselstroomlader
12. 12V-autoadapter
13. Zware koperen klemmen
14. Klemhouders
GEBRUIK
Het apparaat opladen (fig. A)
Bij aanschaf is het apparaat gedeeltelijk opgeladen.
Voordat u het apparaat voor de eerste keer gaat gebruiken,
moet u het eerst 48 uur opladen met de
wisselstroomlader (11).
U moet de loodzuurbatterijen regelmatig controleren om er
zeker van te zijn dat de batterijen goed worden opgeladen
en lang meegaan. Alle batterijen verliezen stroom door
zelfontlading. Bij hoge temperaturen gebeurt dit nog sneller.
Laad wanneer u het apparaat niet gebruikt, de batterij
minstens elke 60 dagen op.
Controleer het accuniveau door op de accustatusknop (4) te
drukken. Het LED-lampje van de laadstatus (6) geeft aan
hoeveel de batterij is opgeladen. Als er slechts één rood
LED-lampje brandt, moet u het apparaat opladen.
Opmerking: De batterij gaat langer mee als u deze na
gebruik weer oplaadt. De levensduur van de batterij wordt
bekort als u deze te veel uitput of de batterij te lang oplaadt.
U kunt de batterij met de wisselstroomlader (11) of de
12V-autoadapter opladen (12).
Het apparaat met de wisselstroomlader opladen (fig. A)
Als de eenheid wordt opgeladen, moeten de
aan-uitschakelaar (7) en het LED-lampje voor AREA (10) zijn
uitgeschakeld.
Tijdens het opladen gaan de rode LED-lampjes één voor één
branden.
Laad het apparaat op totdat het groene lampje brandt.
Laad het apparaat dan nog een of twee uur op.
Opmerking: Laat de wisselstroomlader niet langer dan 60
uur aangesloten staan.
Trek na het laden de wisselstroomlader (11) uit het
stopcontact en berg de adapter op.
De eenheid met de 12V-autoadapter opladen (fig. A)
Als de eenheid wordt opgeladen, moeten de aan-
uitschakelaar (7) en het LED-lampje voor AREA (10) zijn
uitgeschakeld.
De 12V-autoadapter (12) is niet voorzien van een
teruglopende lading.
Waarschuwing! Let op het volgende tijdens het opladen met
de 12V-autoadapter (12):
Laad de accu niet langer dan 4 uur op.
Laat de accu niet onbeheerd achter.
26
De accu opladen via de adapter in de 12V-autoadapter (12):
Steek het ene uiteinde van de 12V-autoadapter (12) in de
12V-aansluiting van de auto of de boot.
Steek het andere uiteinde van de adapter in de
12V-uitgang voor hulpmiddelen (3) aan de voorkant van
het apparaat.
Als u tijdens het laden de status van de batterij wilt
bekijken, moet u de 12V-autolader loskoppelen van de
uitgang voor hulpstukken en de drukknop voor de
batterijstatus indrukken. Let daarbij op de LED's van de
batterijstatus. Laad het apparaat niet langer dan 3 tot 4 uur
op.
Wanneer het apparaat is opgeladen, verwijdert u de
12V-autoadapter (12) en bergt u de adapter op.
Het apparaat als een accubooster gebruiken
(fig. A en B)
Opmerking: De accu van de boot moet aan land worden
opgeladen. Voor het aan boord opladen van de accu is
speciale apparatuur nodig.
Schakel het contact van de boot of het voertuig en alle
eventuele hulpstukken uit voordat u de accubooster op de
accu aansluit.
Zorg ervoor dat de aan-uitschakelaar (7) van het apparaat
op OFF staat.
De volgende procedure geldt voor een systeem met
negatieve aarde, dat wil zeggen dat de negatie accupool is
verbonden met het chassis.
Sluit de positieve rode klem (+) aan op de positieve
accupool.
Bevestig de negatieve zwarte klem (-) aan het chassis van
het voertuig of aan een stevig, niet-bewegend metalen
onderdeel van het voertuig.
Waarschuwing! Leg de kabels niet in de buurt van de
aandrijfriem of de ventilator.
Zet de aan-uitschakelaar (7) van het apparaat in de
stand ON.
Start het voertuig en probeer de motor in 3 tot 6 seconden
te starten.
Als de motor niet binnen 6 seconden loopt, laat u de interne
accu van het apparaat 3 minuten afkoelen voordat u een
nieuwe poging waagt.
Als de motor start, zet u de aan-uitschakelaar (7) van het
apparaat in de stand OFF.
Laat de motor van het voertuig lopen.
Maak eerst de zwarte klem (-) los van de motor of het
chassis en vervolgens de rode klem (+) die aan de positieve
accupool is bevestigd.
Duw de zwarte kabel (negatief) voorzichtig in de daarvoor
bestemde ruimte, te beginnen bij het uiteinde waar geen
klem zit.
Bevestig de negatieve klem (zwart) aan de houder (14).